ECLI:NL:RBZWB:2021:2668

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
AWB- 21_705
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake de Wet Langdurige Zorg door termijnoverschrijding

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.J.A. Dielissen, beroep ingesteld tegen een besluit van CZ Zorgkantoor B.V. inzake de Wet Langdurige Zorg (WLZ). Het beroep is ingediend op 5 februari 2021, terwijl het bestreden besluit gedateerd is op 24 december 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, omdat de termijn voor indiening op 4 februari 2021 eindigde. Eiseres heeft aangevoerd dat de termijnoverschrijding te wijten was aan het feit dat het besluit pas op 2 januari 2021 was ontvangen en dat een nadere verklaring op 4 februari 2021 is ingediend. Echter, de rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, aangezien eiseres het beroepschrift ook zonder de nadere verklaring had kunnen indienen. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder behandeling ter zitting. De beslissing is openbaar gemaakt op 27 mei 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/705 WLZ

uitspraak van 27 mei 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres ] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. A.J.A. Dielissen,
en

CZ Zorgkantoor B.V., te Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 5 februari 2021 beroep ingesteld tegen het besluit van 24 december 2020 (bestreden besluit) van verweerder inzake de Wet Langdurige Zorg (WLZ).

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen om het beroepschrift binnen de daarvoor bepaalde termijn in te dienen. De griffier heeft eiseres bij brief van 16 februari 2021 erop gewezen dat het beroep niet binnen die termijn is ingesteld en heeft daarbij de gelegenheid geboden de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten. Ter verklaring van de termijnoverschrijding heeft eiseres aangevoerd dat het bestreden besluit gedagtekend is op 24 december 2020, maar pas op 2 januari 2021 is ontvangen. Het beroepschrift kon uiterlijk op 4 februari 2021 worden ingediend. Het beroepschrift is ook op die dag gedagtekend en zou ook op die dag worden ingeleverd bij de rechtbank. Echter, eiseres wilde ter onderbouwing van de gronden nog een nadere verklaring toevoegen. Deze werd op 4 februari 2021 rond 18.59 uur ontvangen. Daarmee kon het beroepschrift worden gecompleteerd. Maar door de avondklok kon de koerier het beroepschrift niet eerder dan 5 februari 2021 afleveren.
2. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedagtekend 24 december 2021. Verweerder heeft de rechtbank desgevraagd een kopie van de verzendadministratie toegezonden, waaruit blijkt dat het besluit op 24 december 2021 is verzonden. Het bepaalde in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb brengt dan mee dat de beroepstermijn is aangevangen op de dag na verzending van het bestreden besluit en liep tot en met 4 februari 2021.
Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een beroepschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Eiseres heeft het beroepschrift op 5 februari 2021 bij de Centrale Balie van de rechtbank ingediend. Het beroepschrift is derhalve op 5 februari 2021 ontvangen. Er is de rechtbank niet gebleken van eerdere indiening dan wel op een andere wijze. Het beroepschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
3. Termijnen van bezwaar en beroep zijn van openbare orde, dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn waarvan niet afgeweken kan worden, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden.
De rechtbank ziet in de door de eiseres aangevoerde redenen geen aanleiding om niet-
ontvankelijk verklaring met toepassing van artikel 6:11 van de Awb achterwege te laten.
Daartoe overweegt de rechtbank dat niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijft als redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat eiseres, ten aanzien van de te late indiening van het beroepschrift, in verzuim is geweest.
De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden dat het beroepschrift niet binnen de beroepstermijn ingediend had kunnen worden. Eiseres had het beroepschrift zo nodig zonder de op 4 februari 2021 ontvangen verklaring kunnen indienen. De op 4 februari 2021 ontvangen nadere verklaring had dan later nagestuurd kunnen worden. Eiseres had het beroepschrift (eventueel exclusief bijlagen) digitaal of per fax kunnen indienen, zodat het stuk in ieder geval uiterlijk 4 februari 2021 ontvangen had kunnen zijn. De avondklok stond daaraan niet in de weg. Daarnaast geldt dat eiseres tot op het laatste moment heeft gewacht met de indiening van het beroepschrift. Indien er zich dan kennelijk onvoorziene omstandigheden voordoen, is er geen extra tijd meer. Dat is het gevolg van de door eiseres gemaakte keuze. Eiseres is derhalve ten aanzien van de te late indiening van het beroepschrift in verzuim. Dit komt voor rekening en risico van eiseres.
4. Een en ander leidt tot de slotsom dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank zal de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
5. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 6:7, 6:8, eerste lid, 6:9, 6:11 en 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 27 mei 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 6:7 van de Awb luidt als volgt:
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9 van de Awb luidt als volgt:

1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.

2. Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

Artikel 6:11 van de Awb luidt als volgt:
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien de voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.