ECLI:NL:RBZWB:2021:2652

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
AWB- 20_5077
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake bijstandsverlening en kostendelersnorm

Op 28 mei 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Eiseres had op 3 maart 2020 digitaal beroep ingesteld tegen een besluit van 16 januari 2020, waarin haar bezwaar tegen de toekenning van een uitkering met toepassing van de kostendelersnorm niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 21 januari 2020 was aangevangen en op 2 maart 2020 was geëindigd. Aangezien het beroepschrift pas op 3 maart 2020 was ontvangen, was het niet tijdig ingediend.

Eiseres voerde aan dat zij en haar gemachtigde, mr. C. Smit, op basis van een telefoongesprek met een medewerkster van Baanbrekers hadden aangenomen dat het bestreden besluit op 21 januari 2020 was verzonden. De rechtbank oordeelde echter dat de mededeling van de medewerkster niet als een uitdrukkelijke toezegging kon worden beschouwd die het vertrouwen van eiseres rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een situatie die de niet-ontvankelijkheid van het beroep zou kunnen uitsluiten op grond van het vertrouwensbeginsel.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, zonder inhoudelijke beoordeling van de zaak. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5077 PW

uitspraak van 28 mei 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. A.C. van Langen,
en

het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers, verweerder.

Procesverloop

De gemachtigde van eiseres heeft op 3 maart 2020 digitaal beroep ingesteld tegen het besluit van 16 januari 2020 (bestreden besluit) van Baanbrekers inzake de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiseres tegen de toekenning van een uitkering aan eiseres met ingang van 22 augustus 2019 met toepassing van de kostendelersnorm.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 28 april 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Baanbrekers heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres ontving een uitkering op grond van de Participatiewet.
Bij besluit van 15 juli 2019 heeft Baanbrekers de bijstand ingetrokken over de periode 10 april 2018 tot en met 21 november 2018 en per 2 juli 2019, omdat eiseres niet heeft voldaan aan de inlichtingenplicht waardoor het recht op bijstand niet is vast te stellen.
Eiseres heeft vervolgens op 29 juli 2019 een nieuwe aanvraag ingediend.
Bij besluit van 14 augustus 2019 heeft Baanbrekers de aanvraag buiten behandeling gesteld. Eiseres heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddelen aangewend.
Bij besluit van 15 augustus 2019 heeft Baanbrekers de te veel verstrekte bijstand over de periode 10 april 2018 tot en met 21 november 2018 teruggevorderd
Op 22 augustus 2019 heeft eiseres wederom een nieuwe aanvraag ingediend.
Bij brief van 28 augustus 2019 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 15 juli 2019 en 15 augustus 2019. Baanbrekers heeft het bezwaarschrift op 29 augustus 2019 ontvangen.
Bij besluit van 10 september 2019 heeft Baanbrekers de aanvraag van 22 augustus 2019 buiten behandeling gesteld, omdat eiseres de gevraagde gegevens niet binnen de termijn heeft ingeleverd.
Vervolgens heeft de gemeente Loon op Zand gebeld met Baanbrekers en heeft Baanbrekers aangegeven dat de aanvraag alsnog in behandeling kon worden genomen indien binnen twee werkdagen alsnog de gevraagde stukken zouden worden ingeleverd.
Bij besluit van 7 oktober 2019 (primair besluit) heeft Baanbrekers de bijstandsuitkering toegekend per 22 augustus 2019, aangezien eiseres alsnog de gevraagde stukken binnen de termijn heeft ingeleverd.
Bij brief van 28 oktober 2019 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Baanbrekers heeft het bezwaarschrift op 15 november 2019 ontvangen. In het bezwaarschift geeft eiseres aan dat zij ook recht had op een uitkering over de periode dat de uitkering was gestopt. Zij verzoekt derhalve de ingangsdatum van de toegekende uitkering te vervroegen naar 2 juli 2019.
Bij besluit van 30 oktober 2019 heeft Baanbrekers het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 15 juli 2019 niet-ontvankelijk verklaard vanwege een onverschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn. Bij ditzelfde besluit heeft Baanbrekers het bezwaar tegen het besluit van 15 augustus 2019 niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van de gronden van bezwaar.
Bij bestreden besluit van 16 januari 2020 heeft Baanbrekers het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit van 7 oktober 2019 niet-ontvankelijk verklaard. Aan dit besluit heeft Baanbrekers ten grondslag gelegd dat de periode 2 juli 2019 tot en met 21 augustus 2019 op juiste gronden niet is beoordeeld en er daarom geen primair besluit over die periode ligt waar in bezwaar een oordeel over gegeven kan worden.
2.1
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of het beroep
ontvankelijk is.
2.2
Op grond van het bepaalde in de artikelen 6:7, 6:8, eerste lid, en 6:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2.3.
Baanbrekers heeft gesteld dat het bestreden besluit op 20 januari 2020 aangetekend is verzonden aan eiseres. Bij brief van 9 maart 2020 heeft Baanbrekers, ter onderbouwing van deze stelling, een kopie van de minuut van het bestreden besluit overgelegd. Op deze kopie is het kopje ‘verzonden’ voorzien van de datumstempel 20 januari 2020. Tevens heeft Baanbrekers de ‘track and trace’-gegevens van het bestreden besluit overgelegd. Uit deze gegevens blijkt dat op 20 januari een zending met de naam- en adresgegevens van eiseres bij PostNL is ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Baanbrekers hiermee de verzending van het bestreden besluit op 20 januari 2020 voldoende aannemelijk gemaakt. Daarbij heeft de rechtbank ook betrokken dat uit de ‘track and trace’-gegevens van PostNL blijkt dat de zending op 21 januari 2020 op het adres van eiseres is bezorgd, waarbij is getekend voor ontvangst.
2.4.
Dit betekent dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is aangevangen op 21 januari 2020 en is geëindigd op 2 maart 2020. Het beroepschrift is op 3 maart 2020 digitaal bij de rechtbank ontvangen. Hieruit volgt dat eiseres niet binnen de wettelijke termijn van zes weken beroep heeft ingediend bij de rechtbank.
2.5.
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft op grond van het bepaalde in artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.6
Eiseres heeft aangevoerd dat een medewerkster van Baanbrekers in een telefoongesprek op 25 februari 2020 met de voormalig gemachtigde van eiseres,
mr. C. Smit, heeft medegedeeld dat het bestreden besluit op 21 januari 2020 is verzonden naar eiseres. Gelet op die mededeling zijn eiseres en de heer Smit uitgegaan van de verzenddatum van het bestreden besluit van 21 januari 2020, zodat 3 maart 2020 de laatste dag is voor het indienen van een beroepschrift. De uitlatingen van de medewerkster van Baanbrekers kunnen aan Baanbrekers worden toegerekend en hebben bij de heer Smit het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat het besluit daadwerkelijk op 21 januari 2020 is verzonden. Voor de heer Smit was er geen reden om aan de mededelingen van de medewerkster van Baanbrekers te twijfelen. Aangezien er bij het besluit geen andere belangen zijn betrokken dan die van eiseres, is het indienen van het beroepschrift op 3 maart 2020 naar mening van eiseres verschoonbaar.
2.7.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat de gronden van eiseres moeten worden beschouwd als een beroep op het vertrouwensbeginsel. Volgens vaste jurisprudentie kan een beroep op het vertrouwensbeginsel slechts slagen, indien bevoegd ten aanzien van een belanghebbende een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging is gedaan die bij die belanghebbende gerechtvaardigde verwachtingen heeft gewekt. Eiseres heeft met de verwijzing naar het telefoongesprek tussen de medewerkster van Baanbrekers en de heer Smit niet aannemelijk gemaakt dat daarvan in haar geval sprake is. De rechtbank kan op basis van de stukken niet vaststellen of de beweerdelijke
toezeggingover de
daadwerkelijke verzenddatumis gedaan of niet. De rechtbank stelt wel vast dat, voor zover er al sprake zou zijn van een toezegging, het hier gaat om een uitlating van een medewerker die in zijn algemeenheid slechts algemene informatie behoort te verstrekken, die niet aan het bevoegde orgaan kan worden toegerekend. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel kan dan ook niet slagen. Er is dan ook geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring.
3. Het beroep dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep kan niet worden toegekomen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier op 28 mei 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.