ECLI:NL:RBZWB:2021:2613

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
AWB 21/675
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris, dat op 22 januari 2021 was genomen. Dit besluit hield een terugkeerbesluit en een inreisverbod in. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in zijn beroepschrift geen gronden had vermeld. Dit is in strijd met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb, dat vereist dat een beroepschrift de gronden van het beroep vermeldt. De rechtbank heeft de eiser de gelegenheid gegeven om dit verzuim te herstellen en de gronden alsnog binnen vier weken in te dienen. De eiser heeft hierop gereageerd en de gronden van beroep ingediend, waarin hij zowel de zware als de lichte gronden van het bestreden besluit betwistte.

Echter, de rechtbank oordeelde dat de door de eiser aangevoerde gronden in wezen slechts een enkele betwisting van het bestreden besluit waren, zonder verdere onderbouwing. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een voldoende gemotiveerde inhoudelijke betwisting van het besluit van de staatssecretaris. Daarom werd het beroep kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/675

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij besluit van 22 januari 2021 (het bestreden besluit) aan eiser een terugkeerbesluit en tevens een inreisverbod opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb moet een beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
2. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen beroepsgronden heeft vermeld in zijn beroepschrift. De rechtbank heeft eiser op dit verzuim gewezen en verzocht de gronden alsnog binnen vier weken in te dienen.
3. Eiser heeft hier gevolg aan gegeven en binnen de termijn de gronden van beroep ingediend. Eiser betwist zowel de zware gronden als de lichte gronden waarop verweerder het besluit heeft gebaseerd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Hetgeen eiser in de gronden van beroep naar voren heeft gebracht is in essentie een enkele betwisting van het bestreden besluit, zonder verdere onderbouwing. Van een voldoende gemotiveerde inhoudelijke betwisting van het bestreden besluit kan niet worden gesproken. Feitelijk gezien wordt er door eiser niets aangevoerd in het beroepschrift. Een enkele betwisting van het bestreden besluit kan niet volstaan. Het beroep is kennelijk ongegrond.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan
binnenzes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.