ECLI:NL:RBZWB:2021:2609

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8416
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de bestuursrechter in geschil over akte van benoeming en inschaling in het onderwijs

Op 25 mei 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en Stichting Het Driespan. Eiseres had beroep ingesteld tegen de weigering van de Stichting om haar akte van benoeming en inschaling te wijzigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de akte van benoeming niet als een publiekrechtelijke rechtshandeling kan worden aangemerkt. Eiseres had in 2019 gesolliciteerd naar een tijdelijke functie als onderwijsassistent en had werkzaamheden verricht, maar de akte van benoeming die zij ontving, was gebaseerd op een arbeidsovereenkomst en niet op een aanstelling als ambtenaar. Hierdoor was de rechtbank van oordeel dat zij niet bevoegd was om van het geschil kennis te nemen. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd en wees erop dat eiseres haar vordering bij de burgerlijke rechter kon indienen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 25 mei 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8416 AW

uitspraak van 25 mei 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam 1] , eiseres,

en

Stichting Het Driespan, te Etten-Leur, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de weigering van verweerder om de akte van benoeming en inschaling van eiseres te wijzigen.
Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres heeft medio juli 2019 gesolliciteerd bij verweerder naar een tijdelijke functie als onderwijsassistent op een van de scholen van verweerder. Het betrof hier een vacature op de onderwijslocatie [naam onderwijslocatie] te [plaatsnaam 2] . Eiseres heeft de werkzaamheden verricht van 21 augustus 2019 tot en met 23 augustus 2019. Na 23 augustus 2019 heeft eiseres geen werkzaamheden voor verweerder verricht.
Enige tijd later heeft eiseres van verweerder een akte van benoeming ontvangen, namelijk voor de duur vanaf 22 augustus 2019 tot en met 29 augustus 2019 in de functie Onderwijsassistent. De omvang van het dienstverband is 50% van een voltijds dienstverband en eiseres is ingeschaald in salarisschaal 4. In de akte van benoeming is de CAO Primair Onderwijs (verder: CAO PO) geïncorporeerd en is verwezen naar een dienstverband conform hoofdstuk 3 van de CAO PO.
Na ontvangst van de akte van benoeming heeft eiseres gecorrespondeerd met de (gemachtigde van) verweerder over de door eiseres gewenste aanpassing van de akte van benoeming. Verweerder is hier om haar moverende redenen niet in meegegaan.
Eiseres heeft op 7 september 2020 beroep ingesteld tegen de weigering van verweerder om verzoekster een nieuwe akte van benoeming en inschaling toe te sturen.
2. In geschil is of verweerder terecht geweigerd heeft om de akte van benoeming aan te passen.
3. Eiseres voert aan dat tussen partijen afgesproken is dat de duur van het dienstverband tot 20 december 2019 liep, dat er sprake was van een voltijdsdienstbetrekking en een inschaling in salarisschaal 7.
4. Voordat de rechtbank het beroep van eiseres inhoudelijk kan beoordelen, dient de rechtbank eerst vast te stellen of zij bevoegd is van het bij haar ingestelde beroep kennis te nemen.
4.1
In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb definieert een besluit als een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Volgens artikel 8:2, eerste lid, sub a, ten 1e, van de Awb, zoals dit luidde ten tijde van de verrichting van de werkzaamheden, werd een andere handeling van een bestuursorgaan – waarbij onder meer een ambtenaar in de zin van het toenmalige artikel 1 van de Ambtenarenwet belanghebbende was – met een besluit gelijk gesteld.
4.2
Eiseres heeft beroep ingesteld, omdat verweerder haar akte van benoeming niet heeft willen aanpassen. Dit verzoek is gedaan in het kader van het verrichten van werkzaamheden door eiseres voor verweerder. Naar het oordeel van de rechtbank is er in de onderhavige zaak geen sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Er is niet voldaan aan de voorwaarden die gelden voor het aannemen van een besluit.
Een besluit houdt een publiekrechtelijke rechtshandeling in. Een rechtshandeling is publiekrechtelijk indien het bestuursorgaan de bevoegdheid daartoe ontleent aan een speciaal voor het openbaar bestuur bij of krachtens de wet geschapen grondslag. Een rechtshandeling is privaatrechtelijk van aard wanneer het bestuursorgaan een bevoegdheid hanteert die krachtens het burgerlijk recht ook door niet-bestuursorganen kan worden gebruikt.
In dit geval is niet gebleken van een besluit van publiekrechtelijke aard betreffende de akte van benoeming van eiseres. Verwezen wordt naar hetgeen hierna onder 4.3 wordt overwogen
Nu er geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, kan er in de onderhavige zaak ook geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.
4.3
De rechtbank overweegt voorts dat er evenmin sprake is van een geval dat met een besluit gelijk wordt gesteld. Uit artikel 1, eerste lid, van de Ambtenarenwet, zoals dit luidde ten tijde van het verrichten van de werkzaamheden, volgt dat een ambtenaar is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn. Volgens artikel 1, derde lid, van de Ambtenarenwet was degene, met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht was gesloten, geen ambtenaar.
Uit de door eiseres bij het beroepschrift overgelegde akte van benoeming volgt dat deze akte van benoeming ziet op werkzaamheden in het bijzonder primair onderwijs. In de akte van benoeming is de CAO Primair Onderwijs (verder: CAO PO) geïncorporeerd. Ten tijde van de verrichting van de werkzaamheden gold de CAO PO 2018/2019. In de begripsbepalingen van de CAO PO 2018/2019 wordt onder
aanstellinghet dienstverband van de werknemer in het openbaar onderwijs verstaan en onder
benoeminghet dienstverband van de werknemer in het bijzonder onderwijs.
Eiseres heeft een
akte van benoeming voor het bijzonder primair onderwijsontvangen. De akte van benoeming van eiseres verwijst specifiek naar een benoeming volgens hoofdstuk 3 van de CAO PO. In de begripsbepalingen wordt onder dienstverband bij het speciaal onderwijs een arbeidsovereenkomst verstaan.
Uit het voorstaande volgt dat de werkzaamheden tussen partijen zijn verricht uit hoofde van een arbeidsovereenkomst. Dat brengt met zich mee dat er van rechtswege geen sprake van een aanstelling kan zijn. Er kan dan ook geen sprake zijn van een gelijkstelling aan een besluit en dus kan er ook geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.
4.4
Een en ander leidt tot de slotsom dat de bestuursrechter niet bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. De rechtbank zal zich kennelijk onbevoegd verklaren. De rechtbank wijst erop dat een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld (artikel 8:71 van de Awb). Doorzending van het beroepschrift naar de burgerlijke rechter is niet mogelijk, omdat artikel 6:15 van de Awb daarin niet voorziet.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 25 mei 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien de voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.