In deze zaak hebben verzoekers beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk, dat op 2 maart 2021 hun bezwaren tegen de omgevingsvergunning voor het renoveren en uitbreiden van een pand aan de Kerkstraat 21 ongegrond heeft verklaard. Tevens is hun bezwaar tegen de sloopvergunning voor bijgebouwen niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft op 25 mei 2021 uitspraak gedaan na een zitting op 11 mei 2021 in Breda, waar verzoekers zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde P.J.M. van Leest. De verweerder werd vertegenwoordigd door mr. drs. R.J. Wesel, en de derde partij door A. Witlox-Verstijnen en mr. O.A.A. Alberts.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de sloop van de bijgebouwen inmiddels was voltooid, waardoor verzoekers geen procesbelang meer hadden bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de niet-ontvankelijk verklaring van hun bezwaren tegen de sloopvergunning. Dit leidde tot de niet-ontvankelijk verklaring van het beroep op dat onderdeel. Wat betreft de omgevingsvergunning voor de renovatie en uitbreiding, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de vergunning op goede gronden was verleend en dat het bouwplan niet in strijd was met de goede ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter heeft de bezwaren van verzoekers tegen de omgevingsvergunning ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een goede afweging van belangen bij de verlening van omgevingsvergunningen en de rol van de voorzieningenrechter in het bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de nieuwbouw niet in strijd is met het bestemmingsplan en dat de bouwhoogte binnen de toegestane grenzen blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.