ECLI:NL:RBZWB:2021:2600
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering tegemoetkoming op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling voor flexibele arbeidskrachten (Tofa) aan werknemer werkzaam in Bonaire
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling voor flexibele arbeidskrachten (Tofa). De minister weigerde deze aanvraag in een besluit van 30 juni 2020, omdat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden van de regeling. Dit besluit werd in een bestreden besluit van 8 juli 2020 bevestigd, waarbij het bezwaar van de eiser ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft op 19 mei 2021 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn ouders aanwezig waren, maar de minister niet. De kern van het geschil was of de eiser als werknemer in de zin van de Tofa kon worden aangemerkt, aangezien hij zijn werkzaamheden in Bonaire verrichtte. De minister stelde dat Bonaire niet als Nederland wordt beschouwd voor de toepassing van de Tofa, waardoor de eiser geen recht had op de tegemoetkoming. De rechtbank oordeelde dat de wetgever bewust had gekozen voor strikte criteria zonder hardheidsclausule, waardoor de eiser niet in aanmerking kwam voor de regeling.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, met de overweging dat de Tofa een tijdelijke regeling is die snel en robuust moest worden uitgevoerd. De rechtbank kon geen rekening houden met bijzondere omstandigheden, en de minister had terecht de aanvraag afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.