In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die bezwaar maakte tegen een besluit van de burgemeester van Terneuzen. De burgemeester had op 20 april 2021 besloten om de woning van de verzoeker voor een periode van drie maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, omdat er in de woning een professionele hennepkwekerij met 600 planten was aangetroffen. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om dit besluit te schorsen, omdat hij van mening was dat de sluiting onredelijk was en zijn verkoopplannen van de woning zou belemmeren.
Tijdens de zitting op 19 mei 2021 is de verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door N. van Hurck. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het feit dat de burgemeester bevoegd was om handhavend op te treden en dat de sluiting van de woning noodzakelijk was ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de buurt. De burgemeester had het Damoclesbeleid 2017 vastgesteld, waarin werd bepaald dat bij een eerste overtreding van de Opiumwet, bij een handelshoeveelheid van meer dan 5 gram, de woning gesloten kon worden.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten. De sluiting was niet onredelijk, gezien de ernst van de overtreding en de risico's die de hennepkwekerij met zich meebracht voor de omgeving. De verzoeker had geen bijzondere binding met de woning aangetoond, en de voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting niet als punitief kon worden beschouwd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter verwachtte dat het besluit van de burgemeester in bezwaar stand zou houden.