ECLI:NL:RBZWB:2021:2591

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
AWB- 21_1837 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen van een last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die bezwaar maakte tegen een besluit van de burgemeester van Terneuzen. De burgemeester had op 20 april 2021 besloten om de woning van de verzoeker voor een periode van drie maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, omdat er in de woning een professionele hennepkwekerij met 600 planten was aangetroffen. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om dit besluit te schorsen, omdat hij van mening was dat de sluiting onredelijk was en zijn verkoopplannen van de woning zou belemmeren.

Tijdens de zitting op 19 mei 2021 is de verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door N. van Hurck. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het feit dat de burgemeester bevoegd was om handhavend op te treden en dat de sluiting van de woning noodzakelijk was ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de buurt. De burgemeester had het Damoclesbeleid 2017 vastgesteld, waarin werd bepaald dat bij een eerste overtreding van de Opiumwet, bij een handelshoeveelheid van meer dan 5 gram, de woning gesloten kon worden.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten. De sluiting was niet onredelijk, gezien de ernst van de overtreding en de risico's die de hennepkwekerij met zich meebracht voor de omgeving. De verzoeker had geen bijzondere binding met de woning aangetoond, en de voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting niet als punitief kon worden beschouwd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter verwachtte dat het besluit van de burgemeester in bezwaar stand zou houden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1837 OPIUMW VV

uitspraak van 25 mei 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. M.G. Cantarella,
en

de burgemeester van de gemeente Terneuzen (de burgemeester), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 april 2021 (bestreden besluit) van de burgemeester inzake de sluiting van zijn woning aan [adres verzoeker] in [woonplaats verzoeker] voor de duur van drie maanden. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 19 mei 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door N. van Hurck.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Verzoeker is eigenaar van de woning aan [adres verzoeker] in [woonplaats verzoeker].
Uit de bestuurlijke rapportage van de politie van 16 februari 2021 blijkt dat de politie op
3 februari 2021, na melding van een buurtbewoner over het vermoeden van een hennepkwekerij en een elektriciteitsmeting die dat bevestigde, in deze woning is binnengetreden. In de woning werden drie in werking zijnde en ingerichte kweekruimten en -tenten aangetroffen met totaal 600 hennepplanten. De elektriciteitskabels waren met tie-wraps vastgemaakt aan de buizen van de kweektent en er waren een aantal kabels aan elkaar vastgemaakt met tie-wraps. De elektriciteit werd illegaal afgenomen.
Op 16 maart 2021 heeft de burgemeester aan verzoeker zijn voornemen kenbaar gemaakt om de woning met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet voor een periode van
3 maanden te sluiten.
Verzoeker heeft daartegen zijn zienswijze kenbaar gemaakt.
2.
Bestreden besluit
In het bestreden besluit heeft de burgemeester verzoeker gelast om zijn woning aan [adres verzoeker] in [woonplaats verzoeker] te sluiten en gesloten te houden voor een periode van
3 maanden, met ingang van 6 mei 2021. De burgemeester stelt dat sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige teelt en een ernstig geval, gelet op de schaalgrootte van de teelt, de mate van professionaliteit, het doel van de teelt en de mate van gevaarzetting en de risico’s voor de bewoners, omwonenden en de omgeving. Omdat in de woning een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen en attributen die te relateren zijn aan drugshandel, wordt aangenomen dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Daarnaast heeft verzoeker verklaard dat hij hennep kweekte om zijn schulden af te kunnen lossen. De burgemeester concludeert daarom dat de geweekte hennep voor verkoop aanwezig was.
De burgemeester meent dan ook dat hij bevoegd is om verzoekers woning te sluiten. Ter uitoefening van deze bevoegdheid heeft de burgemeester het Damoclesbeleid 2017 vastgesteld. Overeenkomstig dit beleid wordt verzoekers woning gesloten voor drie maanden, omdat daarin een grote handelshoeveelheid hennepplanten is aangetroffen. De burgemeester ziet geen aanleiding om vanwege bijzondere omstandigheden van zijn beleid af te wijken. Dat verzoeker het voornemen heeft om zijn woning te verkopen en een makelaar opdracht tot verkoop heeft gegeven, acht de burgemeester niet een bijzondere omstandigheid. Een sluiting staat verkoop van de woning niet in de weg, alleen een mogelijke bezichtiging. De burgemeester deelt voorts verzoekers stellingen dat de herstelmaatregel overkomt als punitief en dat er geen sprake is van overlast, niet. Het kweken van hennep brengt risico’s mee, zoals brandgevaar. Er is een kwekerij met 600 hennepplanten in verzoekers woning aangetroffen, waarvan aannemelijk is dat die bestemd waren voor de handel en dat die deel uitmaakt van een groter crimineel circuit. Dit zorgt voor overlast en een onveilig gevoel in de buurt. De politie is de hennepkwekerij ook op het spoor gekomen na melding van een buurtbewoner. Verzoeker kan van overtreding van de Opiumwet een verwijt worden gemaakt, omdat hij rechtstreeks bij de overtreding betrokken was. Het is de burgemeester verder niet bekend dat verzoeker een bijzondere binding heeft met de woning en hij gaat er van uit dat verzoeker in staat is vervangende woonruimte te vinden. De burgemeester meent dan ook in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik te kunnen maken.
De burgemeester heeft aangegeven de effectuering van de woningsluiting uit te stellen tot na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
3.
Verzoek
Verzoeker heeft, samengevat, aangevoerd dat het Damoclesbeleid van de burgemeester onredelijk is; er lijkt geen weging in het voordeel van verzoeker mogelijk. Verzoeker heeft er een groot belang bij dat zijn woning niet tijdelijk wordt gesloten. Hij is voornemens zijn woning te verkopen en elders te gaan wonen. Hij heeft een makelaar opdracht tot verkoop gegeven. De verwachting is dat de woning op niet al te lange tijd verkocht zal worden. Een woningsluiting zal een mogelijke verkoop in de weg staan; door verzegeling is bezichtiging niet mogelijk. Daarmee wordt verzoeker onredelijk hard geraakt. Bovendien komt de sluiting dan punitief over. De sluiting is ten behoeve van de openbare orde, terwijl van overlast geen sprake is. Door sluiting van de woning bestaat kans op verloedering, waarmee de openbare orde en buurt juist niet zijn gediend. Door sluiting zal verzoeker voorts zijn huisvesting kwijtraken en op straat komen te staan. Verzoeker stelt voorts dat niet duidelijk is waarom in dit geval niet kan worden volstaan met een waarschuwing. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen.
4.
Toetsingskader
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
6.
Juridisch kader
Artikel 5:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Op grond van artikel 5:21 van de Awb wordt onder last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende (a) een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en (b) de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
In artikel 4:84 van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel handelt, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Op grond van artikel 3 van de Opiumwet – voor zover relevant – is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II:
(…)
B. te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Hennep en hasjiesj staan op lijst II.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
De burgemeester heeft invulling gegeven aan de bevoegdheid die hem op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet toekomt, middels vaststelling van het ‘Damocles beleid 2017, Beleidsnota handhaving artikel 13b Opiumwet’. (Beleidsregels)
In de Beleidsregels is opgenomen dat een hoeveelheid softdrugs van meer dan 5 gram wordt aangemerkt als een handelshoeveelheid. Het bezit van 6 tot en met 30 gram hennep of 6 tot en met 20 hennepplanten wordt beschouwd als een kleine handelshoeveelheid. In dat geval volgt bij een eerste overtreding een schriftelijke waarschuwing. Bij verkoop dan wel aanwezigheid in een woning van meer dan een kleine handelshoeveelheid softdrugs volgt bij een eerste overtreding sluiting voor een periode van drie maanden.
7.
Oordeel van de voorzieningenrechter
Ter beoordeling ligt aan de voorzieningenrechter voor of de verwachting bestaat dat het besluit van de burgemeester, waarbij aan verzoeker een last onder bestuursdwang is opgelegd tot sluiting van de woning gedurende 3 maanden, in bezwaar stand zal houden.
De burgemeester is overgegaan tot sluiting, omdat in de woning softdrugs is aangetroffen, waarvan aannemelijk is dat die voor de handel bestemd waren. De burgemeester stelt als gevolg daarvan bevoegd te zijn tot handhavend optreden en voorts dat hij in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
Bevoegdheid tot handhavend optreden
Vaststaat dat in verzoekers woning op 3 februari 2021 een hennepkwekerij met 600 planten is aangetroffen, bestemd voor de handel. De burgemeester is dan ook in beginsel bevoegd om handhavend op te treden.
Gebruik maken van de bevoegdheid tot handhaving
In geschil is of de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft mogen maken van deze bevoegdheid.
Redelijkheid Beleidsregel
Uit rechtspraak van de AbRS volgt dat in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b van de Opiumwet in algemene zin is vermeld dat de burgemeester bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient over te gaan, maar moet volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Van dit uitgangspunt mag hij in ernstige gevallen afwijken. [1]
Het handhavingsbeleid van de burgemeester houdt in dat bij een eerste constatering van de aanwezigheid van een kleine handelshoeveelheid (6 tot en met 30 gram hennep en 6 tot en met 20 hennepplanten) niet tot sluiting wordt overgegaan, maar een schriftelijke waarschuwing volgt. Bij een handelshoeveelheid van meer gram of meer hennepplanten sluit de burgemeester de woning. Ter zitting is namens de burgemeester aangegeven dat in paragraaf 3.4.3 van de Beleidsregels is vermeld dat lokale feiten en omstandigheden aanleiding kunnen geven om af te wijken. Als voorbeelden van verzachtende omstandigheden noemt de burgemeester als er kinderen in de woning aanwezig zijn, de (hoge) leeftijd van de overtreder of als er geen alternatieve woonruimte beschikbaar is. De burgemeester heeft daarbij de mogelijkheid om op grond van artikel 4:84 van de Awb van het beleid af te wijken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het handhavingsbeleid van de burgemeester/de Beleidsregels onder deze omstandigheden niet onredelijk en kan hij deze voeren. Er is voldoende ruimte om te volstaan met een minder vergaande maatregel dan sluiting, zodat aan het uitgangspunt van de wetgever dat bij een overtreding zorgvuldig dient te worden bezien of in plaats van sluiting van een woning kan worden volstaan met een waarschuwing of een daaraan soortgelijke maatregel, voldoende inhoud kan worden gegeven.
Redelijkheid woningsluiting in dit geval
Een woningsluiting van drie maanden is overeenkomstig de Beleidsregels. De vraag is of dit in dit specifieke geval redelijk is. Bij het beoordelen van de zwaarte van de maatregel is voorts van belang of de maatregel zodanig zwaar is dat deze daardoor als punitief moet worden beschouwd. De zwaarte van de maatregel wordt beoordeeld aan de hand van objectieve maatstaven. Hoe de betrokkene de maatregel subjectief ervaart is hierbij in het algemeen niet van belang. [2]
Zoals reeds overwogen is de burgemeester bevoegd om op grond van artikel 4:84 van de Awb onder bijzondere omstandigheden van de Beleidsregels af te wijken. Bij die beoordeling dient in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Vervolgens moet worden beoordeeld of sluiting van de woning evenredig is. [3]
Noodzakelijkheid
In verzoekers woning is een professionele hennepkwekerij met 600 planten en de bijbehorende apparatuur en voedingsstoffen aangetroffen. Daarnaast zijn er in de woning attributen aangetroffen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals twee cannacutters en een weegschaal. Drugshandel wordt door verzoeker ook niet ontkend; hij heeft zelfs erkend dat hij de kwekerij is gestart om uit de schulden te komen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mag er daarom van uit worden gegaan dat de woning een rol vervulde binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang bij sluiting op, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd.
Bovendien is ter zitting gebleken dat de buurt/het dorp – volgens partijen een gesloten geloofsgemeenschap – weet dat er drugs zijn aangetroffen in verzoekers woning. De politie is ook tot binnentreding van verzoekers woning overgegaan na melding van een buurtbewoner over het vermoeden van een hennepkwekerij. Sluiting kan daarom als signaal worden gezien dat drugshandel niet wordt getolereerd en, mede gelet op de aard van de omgeving en het dorp, ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Daarmee wordt recht gedaan aan het reparatoire karakter van de sluiting als herstelsanctie.
Voorts bestond er blijkens de bestuurlijke rapportage het risico op brand, ook voor omwonenden, vanwege de manier waarop de elektriciteitskabels in de kwekerij waren bevestigd. De stroom voor de kwekerij werd illegaal afgetapt. Sluiting van de woning acht de voorzieningenrechter ook om deze reden noodzakelijk.
Evenredigheid
De voorzieningenrechter zal vervolgens beoordelen of sluiting, gegeven de noodzaak daartoe, ook evenredig is. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn onder meer de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting van belang.
Met betrekking tot de verwijtbaarheid overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeker op de hoogte was van de kwekerij, en ter zitting heeft verklaard daarvoor verantwoordelijk te zijn. Van overtreding van de Opiumwet kan hem dan ook een verwijt worden gemaakt.
Voor wat betreft de gevolgen van de sluiting overweegt de voorzieningenrechter dat inherent aan sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning.
Dat verzoeker een bijzondere binding heeft met de woning is niet gesteld noch gebleken. Verzoeker heeft wel gesteld dat sluiting en verzegeling van zijn woning een belemmering voor verkoop daarvan betekent, omdat potentiële kopers de woning niet kunnen bezichtigen. Verzoeker heeft schulden die hij zo snel mogelijk moet afbetalen. Dat kan alleen als zijn woning wordt verkocht. Als dat niet lukt zal hij verder in de problemen raken. Zolang de woning nog niet verkocht is zal ook zijn hypotheeklast doorlopen.
De burgemeester heeft in reactie hierop gesteld dat de omstandigheid dat een fysieke bezichtiging van verzoekers woning door verzegeling (tijdelijk) niet mogelijk is, niet zodanig bijzonder is dat dat hem noopt tot afwijking van zijn beleid. Verzoekers woning wordt al sinds 28 april 2021 aangeboden op de website Funda.nl. Er zijn 40 foto’s beschikbaar en er is een filmpje van drie minuten dat potentiële kopers kunnen bekijken. De burgemeester verwijst in dit verband naar een uitspraak van de rechtbank Gelderland van
4 mei 2020 [4] . Daarin is overwogen dat sluiting van een woning op zichzelf niet meebrengt dat het onmogelijk is die woning te verkopen en dat voor een bezichtiging bijvoorbeeld ook video-opnames kunnen worden gebruikt. Dat de kosten van een hypotheek doorlopen en dat een eventuele koper wordt afgeschrikt vindt de burgemeester evenmin bijzondere omstandigheden.
De voorzieningenrechter is met de burgemeester van oordeel dat niet aannemelijk is dat sluiting en verzegeling van verzoekers woning de verkoop daarvan zodanig belemmert dat deze onmogelijk is. Potentiële kopers kunnen deze woning op een andere manier bekijken, middels foto’s en een filmpje. Bovendien heeft de burgemeester ter zitting toegezegd dat als er een serieuze gegadigde is voor verzoekers woning deze onder begeleiding van een medewerker van de gemeente de woning kan bezichtigen. De voorzieningenrechter ziet in het gegeven dat verzoekers woning te koop staat dan ook geen bijzondere omstandigheid die zwaarder zou moeten wegen dan het belang van de burgemeester bij sluiting.
De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat de burgemeester bevoegd is om verzoekers woning voor drie maanden te sluiten en van die bevoegdheid in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken. De voorzieningenrechter acht die maatregel niet zodanig zwaar dat sluiting als punitief zou moeten worden beschouwd. De voorzieningenrechter heeft dan ook de verwachting dat het besluit van de burgemeester tot sluiting van verzoekers woning in bezwaar stand zal houden. Daarom is er geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening.
8.
Conclusie
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier op 25 mei 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.zie de uitspraak van 21 januari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:130)
2.bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRS van 5 juni 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1807)
3.bijvoorbeeld de uitspraak van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912)
4.ECLI:NL: RBGEL:2020:2447