4.2Verzekeringsarts b&b L.M. Vreeken heeft het dossier bestudeerd, inclusief de brief van de afdeling Interne Geneeskunde van het Radboud universitair medisch centrum van 26 juni 2019. Verder heeft zij eiseres gezien op de hoorzitting van 12 november 2019.
In haar rapportage van 4 maart 2020 overweegt zij dat er geen reden is om af te wijken van het standpunt van de primaire verzekeringsarts omtrent de duurzaamheid van de beperkingen. Er is sprake van een ziektebeeld met behandelmogelijkheden. Het baroreflexfalen kan niet worden opgeheven, maar volgens de internist is verbetering mogelijk door het verminderen van pieken door clonidine. Verder beschrijft de internist dat nog sedativa kunnen worden toegevoegd om de bloeddrukrespons op stresssituaties te verzachten. De verzekeringsarts b&b geeft aan dat ook de medische literatuur laat zien dat zowel frequentie als de hoogte van de bloeddrukpieken door clonidine kan verminderen. Daarnaast wordt daar beschreven dat in de meeste gevallen de bloeddrukpieken ook na verloop van tijd afnemen. Als de frequentie en ernst van de bloeddrukpieken verminderen, zal de belastbaarheid, met name de vermoeidheid en daarmee de urenbeperking kunnen dan afnemen. Er is daarom sprake van een redelijke tot goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid binnen een jaar zal optreden. De verzekeringsarts b&b ziet daarom geen reden de FML aan te passen.
5. Eiseres voert aan dat het UWV heeft gerefereerd aan een artikel van dr. Timmers dat een review is van diverse onderzoeken. Behandeling en prognose bevinden zich volgens eiseres nog in een onderzoekstadium. Daarover stelt Timmers volgens eiseres: “informatie over de behandeling van acute, postchirurgische baroreflexfalen is schaars en steunt op een waarnemingsgeval en intensieve studies”. De conclusie van het UWV dat er een redelijk tot goede verwachting is, acht eiseres daarom voorbarig. Zij geeft in overweging bij haar behandelend internist [naam internist eiseres] te [plaatsnaam 2] informatie op te vragen.
Bij haar aanvullende gronden van 26 april 2020 heeft eiseres ook een verklaring van deze aan het Radboud universitair medisch centrum verbonden specialist van 22 april 2020 gevoegd waar zij naar verwijst voor diens stelling dat bij eiseres sprake is van een idiopathische, chronische vorm van baroreflexfalen en dat een conclusie dat daarbij sprake is van een voorbijgaande aandoening bij eiseres, onjuist is.
In haar aanvullende gronden van 5 november 2020 heeft eiseres nog benadrukt dat zij geen herstelkansen heeft. Daarbij stelt eiseres dat de verzekeringsartsen in hun gesprekken met haar hebben toegegeven nooit eerder van baroreflexfalen te hebben gehoord. Eiseres vraagt zich daarom af hoe deze artsen de door hen op grond van het UWV beoordelingskader “Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen” (hierna: beoordelingskader) op te stellen prognose kunnen geven. De door hen opgezochte onderzoeken zijn gebaseerd op algemene notities volgens eiseres.
Tot slot heeft eiseres in haar aanvullende gronden van 13 november 2020 nog haar twijfels geuit met betrekking tot de professionaliteit van het UWV en de onafhankelijkheid van de daar werkende verzekeringsartsen onder verwijzing naar enkele internetartikelen.
6.
Oordeel rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV gelet op de hiervoor beschreven onderzoeksbevindingen over voldoende gegevens beschikt om tot een afgewogen oordeel omtrent de voor de eiseres op de datum in geding (28 januari 2019) geldende beperkingen en de duurzaamheid daarvan te kunnen komen. Bij deze beoordeling is informatie van derden, te weten de internist van eiseres, [naam internist eiseres] , kenbaar meegewogen. Ook hebben de primaire verzekeringsarts en verzekeringsarts b&b bij hun beoordeling acht geslagen op het beoordelingskader. De rechtbank ziet geen aanleiding het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen onzorgvuldig of onvolledig te achten.
Voor de door eiseres geuite twijfel aan de professionaliteit en onafhankelijkheid van de verzekeringsartsen van het UWV heeft de rechtbank geen objectieve aanknopingspunten gevonden.
In haar rapport van 4 maart 2020 heeft de verzekeringsarts b&b overwogen dat het baroreflexfalen niet kan worden opgeheven, maar dat uit de brief van 26 juni 2019 van de internist nog verbetering mogelijk blijkt door het verminderen van bloeddrukpieken door clonidine waarmee eiseres inmiddels gestart is. De internist beschrijft verder dat nog sedativa kunnen worden toegevoegd om de bloeddrukrespons op stresssituaties te verzachten.
Mede op grond van de medische informatie van de internist van 26 juni 2019 is de verzekeringsarts b&b tot de conclusie gekomen dat op de datum in geding nog niet duidelijk was hoe de aandoening en belastbaarheid van eiseres zich binnen een jaar zou ontwikkelen. Zij heeft daarbij overwogen dat als de frequentie en ernst van de bloeddrukpieken vermindert, de belastbaarheid zal toenemen en dan met name de vermoeidheid en de urenbeperking kunnen afnemen. Dit heeft de verzekeringsarts b&b tot de conclusie gebracht dat de medische situatie op de datum in geding overeenkwam met de situatie zoals omschreven in stap 2 van het beoordelingskader, zo begrijpt de rechtbank. Doorslaggevende argumenten voor een keus tussen 2a en 2b ontbreken en dan mag er van worden uitgegaan dat de belastbaarheid van eiseres nog zal toenemen. Met dit standpunt van de verzekeringsarts b&b kan de rechtbank zich verenigen en daarmee is naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk en gemotiveerd uiteengezet dat op de datum in geding (28 januari 2019) geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid.
Met betrekking tot het betoog van eiseres dat inmiddels duidelijk is geworden dat geen verbetering is te verwachten, verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 16 december 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BK7027). Daarin is geoordeeld dat de omstandigheid dat de behandelingen, achteraf gezien geen, dan wel minder verbetering hebben gebracht dan was te verwachten, geen grond is om aan te nemen dat de door verzekeringsarts b&b uitgesproken verwachting die ten tijde in geding bestond, voor onjuist moet worden gehouden. De rechtbank merkt daarbij op dat, anders dan eiseres meent, de verzekeringsartsen niet hebben aangenomen dat het om een voorbijgaande aandoening gaat bij eiseres, maar hebben overwogen dat de vooruitzichten op verandering van de mate waarin eiseres daardoor medisch beperkt is in haar mogelijkheden tot het verrichten van arbeid, ten tijde in geding nog niet vast stonden. Het ter zitting door eiseres nog benadrukte argument dat de verzekeringsartsen zich uitsluitend hebben laten leiden door medische publicaties die over het baroreflexfalen in het algemeen zijn verschenen, is gelet op het vorenstaande onjuist. Bovendien mag van verzekeringsartsen worden verwacht dat zij medische publicaties over aandoeningen waarover hun oordeel wordt gevraagd bijhouden om op de hoogte te blijven van alle van belang zijnde medische ontwikkelingen.
De rechtbank acht invoelbaar dat eiseres zich mede als gevolg van het ingrijpende karakter van haar aandoening mogelijk niet altijd serieus genomen voelde in de bejegening door medewerkers van het UWV, maar niet is kunnen blijken dat eiseres daarbij inhoudelijk is benadeeld.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit en de daaraan ten grondslag liggende medische rapportages, wat betreft het daarin vervatte standpunt dat de volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres per 28 januari 2019 niet duurzaam is, is voorzien van een deugdelijke motivering. Het UWV heeft dan ook terecht besloten dat eiseres per 28 januari 2019 geen IVA-uitkering toekomt. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.
Als overweging ten overvloede wijst de rechtbank eiseres ten slotte op de suggestie van het UWV in het aanvullend verweerschrift om een (her)beoordeling aan het UWV te vragen per 27 februari 2021, zijnde het omslagmoment van de uitkering van eiseres van WGA-LGU naar WGA-LAU of WGA-VVU.
7. Conclusie
Het beroep is ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.