ECLI:NL:RBZWB:2021:2514

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2021
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
AWB- 19_4314
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 2 juli 2019, waarin de beëindiging van zijn WIA-uitkering per 3 september 2019 werd aangekondigd. Na bezwaar heeft het UWV op 24 februari 2021 het eerdere besluit herzien en verzoeker alsnog als duurzaam en volledig arbeidsongeschikt geacht, met terugwerkende kracht. Verzoeker trok zijn beroep in en vroeg de rechtbank om het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV gaf aan zich niet te verzetten tegen deze veroordeling.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Awb, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank oordeelde dat het UWV aan verzoeker tegemoet was gekomen, wat aanleiding gaf om het UWV te veroordelen in de proceskosten. De kosten werden vastgesteld op € 1.068,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Daarnaast overwoog de rechtbank dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoeker dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig was. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen, maar de beslissing om het UWV te veroordelen in de proceskosten werd afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 28 mei 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4314 WIA
uitspraak van 28 mei 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. E.M.A. Leijser,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 2 juli 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van verzoekers uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) per 3 september 2019.
Bij besluit van 24 februari 2021 heeft het UWV de bezwaren tegen het besluit tot beëindiging van verzoekers WIA-uitkering alsnog gegrond verklaard en verzoeker met ingang van 3 september 2019 alsnog duurzaam en volledig arbeidsongeschikt in de zin van de WIA geacht en hem daarnaar een WIA-uitkering toegekend.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft bij brief 28 april 2021 desgevraagd meegedeeld zich niet te zullen verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 24 februari 2021 dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.068,-.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2021
en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.