In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de verlening van een omgevingsvergunning. Eiser, eigenaar van een perceel, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, dat op 23 december 2019 een omgevingsvergunning heeft verleend aan vergunninghouder voor de verbouwing van een berging tot een patiowoning. Eiser stelt dat deze vergunning in strijd is met het bestemmingsplan en dat het college het gelijkheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden. De rechtbank heeft de zaak op 1 april 2021 behandeld, waarbij eiser en vertegenwoordigers van het college en vergunninghouder aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat de aanvraag van vergunninghouder in strijd is met de regels van het bestemmingsplan, maar dat het college gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan te verlenen. Eiser heeft aangevoerd dat zijn eerdere aanvraag voor een studio in 2015 is afgewezen, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van gelijke gevallen, aangezien het bestemmingsplan in 2017 is gewijzigd. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.