ECLI:NL:RBZWB:2021:2432

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
AWB- 20_5977
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijziging WIA-uitkering van IVA naar WGA door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiseres, die sinds 2006 arbeidsongeschikt is door psychische klachten, had een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het UWV wijzigde haar IVA-uitkering per 1 oktober 2019 naar een WGA-uitkering, omdat zij niet langer volledig arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres ging hiertegen in beroep, nadat het UWV haar bezwaar tegen het primaire besluit had gegrond verklaard, maar de mate van arbeidsongeschiktheid op 63,99% vaststelde.

De rechtbank heeft de zaak op 1 april 2021 behandeld, waarbij eiseres en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV als zorgvuldig beoordeeld. De verzekeringsartsen hebben de medische situatie van eiseres onderzocht en informatie ingewonnen van haar huisarts en oogarts. De rechtbank concludeert dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 63,99% juist is en dat het UWV terecht de IVA-uitkering heeft gewijzigd in een WGA-uitkering.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de uitkering te wijzigen in stand blijft. Eiseres heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid in twijfel trekken. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5977 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres ] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(kantoor Breda ), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 25 september 2019 (primair besluit) heeft het UWV met ingang van
1 oktober 2019 de aan eiseres in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekende uitkering ingevolge de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) gewijzigd in een uitkering ingevolge de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA).
In het besluit van 12 maart 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 1 april 2021.
Hierbij waren aanwezig eiseres en mr. M. van Grinsven namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als verzorgende. Voor dat werk is zij op 6 september 2006 uitgevallen vanwege psychische klachten.
Met ingang van 3 september 2008 heeft het UWV eiseres een uitkering ingevolge de WIA toegekend.
Bij besluit van 10 januari 2019 heeft het UWV de WIA-uitkering van eiseres gewijzigd in een IVA-uitkering omdat eiseres voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt werd beschouwd met geen of slechts een kleine kans op herstel.
Bij brief van 11 juni 2019 heeft het UWV eiseres meegedeeld dat haar IVA-uitkering is beoordeeld door het UWV-kantoor Groningen en dat is gebleken dat een aantal van dergelijke beoordelingen niet juist is uitgevoerd en daarom opnieuw dient te worden gedaan.
Bij het primaire besluit heeft het UWV bepaald dat eiseres vanaf 24 september 2019 58,97% arbeidsongeschikt wordt geacht in de zin van de WIA en omdat eiseres kans heeft op herstel niet langer een IVA-uitkering krijgt maar per 1 oktober 2019 een WGA-loonaanvullingsuitkering krijgt die duurt tot en met 30 september 2021. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres per 24 september 2019 niet voor 58.97%, maar voor 63,99% arbeidsongeschikt moet worden geacht. Daarbij blijft de toegekende WGA-loonaanvullingsuitkering tot en met 30 september 2021 van kracht.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 24 september 2019 heeft vastgesteld op 63,99% en daarom de IVA-uitkering van eiseres per 1 oktober 2019 heeft gewijzigd in een WGA-uitkering ingevolge de WIA gebaseerd op die mate van arbeidsongeschiktheid.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft het dossier bestudeerd, eiseres gezien op zijn spreekuur van 29 juli 2019 en de door hem opgevraagde informatie van huisarts van eiseres [naam huisarts ] van 6 augustus 2019 en van de behandelend oogarts van 20 augustus 2019 bestudeerd. Hij heeft gerapporteerd dat de vanuit het verleden bekende psychische klachten nog wel herkenbaar zijn, maar minder dan in het verleden.
Eiseres is inmiddels bekend met oogklachten en zowel het één als het ander geeft volgens de verzekeringsarts redenen voor beperkingen in arbeid, maar vormen op zichzelf niet langer een basis om uit te gaan van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. [naam verzekeringsarts 1] acht klachten en belemmeringen plausibel en objectiveerbaar. Hij acht ze herkenbaar in de anamnese en ze sluiten zijns inziens aan bij de voorgeschiedenis en ook de ingewonnen informatie acht hij daarmee congruent. Het gaat om oude psychische klachten en inmiddels ook oogklachten. Er is sprake van substitutie van de schildklierfunctie, deze lijkt naar behoren. Eiseres heeft volgens de verzekeringsarts binnen haar mogelijkheden een actieve dagvulling, is ADL zelfstandig, is goed in staat zelfstandig het huishouden te verrichten. Nu eiseres niet is opgenomen, zij ADL zelfstandig is en zelfstandig het huishouden voert is er voldoende autonomie, waarbij wel rekening is gehouden met enkele arbeidsbeperkingen op psychisch vlak, naast een verminderde visus rechts met correctie, die nog acceptabel is. Links blijft de visus volgens de verzekeringsarts evident achter.
[naam verzekeringsarts 1] acht eiseres daarom aangewezen op werk zonder grote tijds- en tempodruk, met een afgebakend takenpakket, beperkingen voor klantencontacten en conflicthantering. Hij acht eiseres gebaat bij arbeid in dagdienst.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft hij neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 19 september 2019.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd, inclusief de door hem opgevraagde en verkregen informatie van oogarts [naam oogarts ] van 21 februari 2020 en heeft eiseres gezien op het spreekuur van 6 februari 2020. De verzekeringsarts b&b is van mening dat in verband met de combinatie van psychofarmaca de beroepsmatige deelname aan verkeer beperkt is geacht door de primaire verzekeringsarts, maar dat nu bijkomend vanwege de afgenomen visus, de beperkingen voor aspect 1.9.9 verder dienen te worden uitgebreid naar niet beroepsmatig gemotoriseerde voertuigen besturen, niet onbeschermd op hoogte werken en niet werken met of in de buurt van gevaar opleverende machines.
Uit de informatie van de oogarts blijkt de visus tot maximaal 0.5 te corrigeren zonder aanwijzingen voor een gezichtsvelduitval. Kleine details blijken moeilijker waarneembaar bij een verlaagde visus. Daarom wijzigt de verzekeringsarts b&b de toelichting bij ‘zien’ in de FML.
Dankzij dosisaanpassing van de medicatie zijn de maagklachten beter onder controle. De invloed van spanningen op maagklachten noemt de verzekeringsarts b&b een gekend fenomeen. Daarom kunnen stressoren als onvoorspelbare werksituaties, conflictsituaties, veelvuldige deadlines of productiepieken en leiding geven en dergelijke best vermeden worden volgens [naam verzekeringsarts 2] , zoals in de FML ook is gebeurd.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft hij bijgesteld als hiervoor aangegeven en neergelegd in de FML van 27 februari 2020.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de staat van haar ogen in zeer korte tijd hard achteruit is gegaan vanwege een oogziekte die niet is te genezen. Verder stelt eiseres dat zij aan PTSS lijdt en door het slechte zicht nog meer aan angst is gaan lijden, mede omdat zij veel obstakels niet meer ziet. Verder stelt eiseres dat haar zware maagklachten ook door de angst en de onzekerheid van haar zicht verergerd zijn.
4.3
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
De rechtbank is van oordeel dat de medische grondslag van het bestreden besluit berust op een voldoende zorgvuldig onderzoek. De verzekeringsarts heeft eiseres onderzocht, dossierstudie verricht en informatie ingewonnen bij de huisarts en de oogarts van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het kader van de heroverweging het dossier bestudeerd, eiseres gezien op het spreekuur en informatie ingewonnen bij de oogarts van eiseres. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder oogklachten, psychische klachten en maagklachten.
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat het UWV de belastbaarheid van eiseres, zoals vastgesteld in de FML van 27 februari 2020, heeft overschat. Eiseres heeft geen medische gegevens overgelegd die aanknopingspunten bieden om te twijfelen aan de juistheid van de FML. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 27 februari 2020.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: snackbereider (handmatig) (Sbc-code 111071), inpakker (handmatig) (Sbc-code 111190) en productiemedewerker voedingsmiddelenindustrie (Sbc-code 11172).
5.2
De rechtbank heeft de belasting van de geduide functies vergeleken met de FML en heeft daarbij de toelichting betrokken die is gegeven bij de mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid. De rechtbank is er voldoende van overtuigd dat de belastbaarheid van eiseres in deze functies niet wordt overschreden. Daarom zal de rechtbank ervan uitgaan dat de hiervoor genoemde functies aan de schatting ten grondslag mochten worden gelegd.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 63,99%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 24 september 2019 heeft vastgesteld op 63,99%
.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 12 mei 2021, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.