ECLI:NL:RBZWB:2021:2408
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Italië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een asielzoeker, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden overgedragen aan Italië en niet in bewaring zou worden gesteld totdat er op het beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank in een vergelijkbare zaak (zaaknummer NL19.2789), waarin het beroep van de verzoeker werd afgewezen. Gezien deze eerdere uitspraak, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. J. de Winter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.