ECLI:NL:RBZWB:2021:238

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
12-715007-07
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging na complexe psychiatrische problematiek

Op 22 januari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een betrokkene, die in een Forensisch Psychiatrisch Centrum verblijft. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de TBS met twee jaar beoordeeld, maar uiteindelijk besloten om de TBS met verpleging van overheidswege met één jaar te verlengen. De betrokkene, geboren in 1967, is eerder veroordeeld voor ernstige misdrijven, waaronder poging tot moord en brandstichting, en heeft een complexe psychiatrische achtergrond met een schizotypische persoonlijkheidsstoornis en antisociale en narcistische trekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog steeds een recidivegevaar aanwezig is, wat de verlenging van de TBS rechtvaardigt. De deskundigen waren verdeeld over de vraag of de verpleging van overheidswege moest worden voortgezet, maar de rechtbank concludeerde dat er nog verschillende stappen nodig zijn voordat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging aan de orde kan zijn. De rechtbank benadrukte het belang van de samenwerking tussen de betrokkene, de TBS-instelling en de reclassering in de komende periode. De beslissing biedt de betrokkene een perspectief voor de toekomst, met de mogelijkheid om na een jaar opnieuw te worden beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 12/715007-07
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 22 januari 2021
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[Veroordeelde]
geboren te [Geboorteplaats] op [Geboortedag] 1967,
thans verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum De Woenselse Poort,
te 5626 ND Eindhoven, Dr. Poletlaan 88,
hierna te noemen: betrokkene.

1.Destukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie van 8 september 2020, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met twee jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene in de periode van augustus 2019 tot en met mei 2020;
- het rapport van Forensisch Psychiatrisch Centrum De Woenselse Poort (hierna: de TBS-instelling) van 20 augustus 2020, waarin het advies van de inrichting is vermeld;
- de rapportage van [Naam 1] van 2 november 2020;
- de rapportage van [Naam 2] van 9 november 2020;
- het reclasseringsadvies, van 15 december 2020.

2.Deprocesgang

Bij vonnis van 2 mei 2007 van de rechtbank Middelburg is betrokkene wegens poging tot moord, meermalen gepleegd, opzettelijk brand stichten waardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander bestond, bedreiging met verkrachting, meermalen gepleegd en bedreiging met zware mishandeling, veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf en TBS met verpleging van overheidswege.
De rechtbank constateert dat de TBS is opgelegd voor misdrijven als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De TBS is op 30 oktober 2009 aangevangen. De TBS is bij beslissing van 13 februari 2020 verlengd voor een termijn van één jaar.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 8 januari 2020 is de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk gehoord. Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te ‘s-Gravenhage. Voorts zijn als deskundigen gehoord [Naam 3] , regiebehandelaar bij de TBS-instelling en [Naam 4] , toezichthouder bij de reclassering.

3.Het advies van de TBS-instelling

De TBS-instelling heeft geadviseerd de TBS te verlengen met twee jaar en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Bij betrokkene is sprake van een complex psychiatrisch beeld. Door de jaren heen heeft hij geweigerd om mee te werken aan psychodiagnostisch onderzoek, waardoor het formeel classificeren volgens de DSM ernstig bemoeilijkt werd. Al verschillende keren is de diagnostiek aangepast, omdat de symptomen overlappend zijn. De diagnostiek die nu gehanteerd wordt bestaat uit een schizotypische persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Betrokkene geeft aan geen behandeling te willen en geen medewerking te verlenen aan diagnostiek. Hij wil of een snelle resocialisatie of naar de longstay. In de basis is sprake van een zeer angstige man die als bescherming van zichzelf negatief afwerend gedrag laat zien, externaliseert en bagatelliseert. In zorg zijn de risico’s op het geboden risicomanagement laag; uit zorg zijn die risico’s hoog, zoals blijkt uit de HKT risicotaxatie van 6 augustus 2020. De doelstelling op de huidige afdeling bij de TBS-instelling is betrokkene nog twee jaar te behandelen en te kijken of hij verder in beweging/behandeling kan komen om te onderzoeken wat hij aan kan qua belasting en risicomanagement. Dan kan over twee jaar bepaald worden welk risicomanagement noodzakelijk is. Daarvoor moet betrokkene wel zelf aan de slag, onder andere binnen de diverse verlofkaders die de TBS-instelling de komende twee jaar probeert uit te voeren. Dan kan in (en na) die twee jaar gekeken worden of de wens van betrokkene tot zelfstandig wonen ingewilligd kan worden of een longstay traject ingezet moet gaan worden.
In juli 2019 heeft er Pro Justitia onderzoek plaatsgevonden. De rapporteurs concludeerden beiden dat betrokkene niet behandelbaar is, dat het handicapmodel met langdurige zorg en begeleidingsnoodzaak passend is en dat er gelet op het recidiverisico stappen voorwaarts gemaakt kunnen worden richting een RIBW-voorziening voor mensen met een chronisch psychiatrische aandoening. De rapporteurs en de TBS-instelling waren het niet eens over de wijze waarop een en ander (in het juridisch kader) vorm moest worden gegeven. Op 9 januari 2020 heeft er vervolgens een zorgconferentie plaatsgevonden. Hier werd onder meer geconcludeerd dat binnen het kader van de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege moest worden toegewerkt naar proefverlof. De rechtbank heeft vervolgens in haar beslissing van 13 februari 2020 de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege met één jaar verlengd. Inmiddels is de reclassering ingeschakeld. Zij stelt het onderzoeken van proefverlof vooralsnog uit om eerst te bezien hoe de opbouw van het begeleid verlof verloopt. Er werd tot op heden nog geen overeenstemming bereikt over een vervolgplek (een GGZ-plek dichter in de buurt van de familie van betrokkene in [Plaatsnaam] ). Betrokkene beschikt over begeleide vrijheden binnen zijn transmuraal verlof. De machtiging voor begeleid verlof werd afgegeven op 11 november 2019 en inmiddels is de beveiligde fase doorlopen. De verlofmomenten verlopen steeds positief. Betrokkene laat zich goed begeleiden, houdt zich aan de afspraken en er is geen sprake van zucht (naar alcohol). Als gevolg van het positieve verloop van de begeleide verloven wordt er op korte termijn een aanvraag ‘wijzigen verlofplan’ ingediend om het begeleid verlof verder uit te breiden. Van onbegeleid verlof is vooralsnog geen sprake; ook omdat betrokkene opgenomen is op de longcare waar conform beleidsregels alleen begeleide vrijheden mogelijk zijn.
Ter zitting heeft de deskundige het advies om de TBS met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar bevestigd. Zij heeft hieraan toegevoegd dat het klopt dat bij de zorgconferentie de hoop werd uitgesproken dat betrokkene in 2020 kon doorstromen. Dit is echter niet realistisch gebleken. In het traject van betrokkene worden wel degelijk stappen gezet, maar het traject verloopt moeizaam. De acties die bij de zorgconferentie zijn besproken zijn door de TBS-instelling in gang gezet. De TBS-instelling ziet echter dat betrokkene het bij alle ingezette acties afhoudt. Dat is geen onwil van zijn kant, maar heeft alles te maken met zijn stoornis. Dit maakt wel dat het traject vertraging oploopt. Betrokkene heeft nog twee jaar de tijd nodig om de stappen in het proces goed te doorlopen. Het onbegeleide verlof is net voor de kerst aangevraagd. Het is op dit moment te vroeg om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen. Uit de HKT blijkt immers dat het geboden risicomanagement uit zorg hoog is en betrokkene is nog niet gestart met zijn onbegeleid verloven. De risico’s moeten eerst beter onderzocht kunnen worden.

4.Het advies van de reclassering

De reclassering heeft negatief geadviseerd over een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege omdat er geen mogelijkheden zijn om invulling te geven aan het toezicht en het risicomanagement. Dit komt omdat geen sprake is van contactopbouw met betrokkene. Er is met de TBS-instelling afgesproken dat het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) eerst onderzoek gaat doen en dat er vervolgens wordt gekeken naar de verder te nemen stappen binnen de TBS-maatregel en de invulling van het toezicht. Eén van de criteria voor het uitvoeren van een toezicht in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege is dat er sprake dient te zijn van een werkalliantie tussen betrokkene en zijn toezichthouder. Gedurende het onderzoek naar de mogelijkheden van voorwaardelijke beëindiging is onvoldoende duidelijk geworden of betrokkene zich zal conformeren aan de voorwaarden. Tot op heden heeft betrokkene nauwelijks geoefend met het omgaan van vrijheden in de maatschappij. Hierdoor kan onvoldoende ingeschat worden welk plan van aanpak opgesteld dient te worden ten behoeve van uitvoering van het risicomanagement in het kader van toezicht van betrokkene.

5.Het advies van de externe gedragsdeskundigen

[Naam 2] heeft geadviseerd om de TBS-maatregel met één jaar te verlengen, met daarbij de kanttekening dat de verpleging van overheidswege strikt genomen beëindigd kan worden. Hij komt tot de conclusie dat het risico bij betrokkene op gewelddadig gedrag kan worden ingeschat als laag. Hij is van mening dat bij eerdere risico inschattingen onvoldoende rekening is gehouden met het sterk contextueel bepaald zijn van het delict, met de beperkte gewelddadige voorgeschiedenis en met het feit dat betrokkene nooit incidenten heeft veroorzaakt gedurende zijn behandeling. Verder wordt er te veel waarde gehecht aan de weigering van betrokkene om aan behandeling mee te werken. Wanneer bij betrokkene sprake is van adequate woonbegeleiding en abstinentie van alcohol wordt het risico ingeschat als laag. Een langdurige, stapsgewijze resocialisatie heeft geen meerwaarde. Betrokkene zal de rest van zijn leven professionele zorg en toezicht nodig hebben, maar de risico’s zijn binnen een minder hoog beveiligingsniveau goed te beheersen. De TBS-instelling wil met kleine stapjes de verlofmogelijkheden uitbreiden teneinde op de lange termijn te komen tot een overplaatsing naar een lager beveiligingsniveau, maar de psychiater is van mening dat meer voortvarendheid in dit proces op zijn plaats zou zijn.
[Naam 1] heeft geadviseerd om de TBS-maatregel met één jaar te verlengen, maar kan geen antwoord geven op de vraag of de verpleging van overheidswege moet worden gecontinueerd. Het antwoord op die vraag is zijns inziens afhankelijk van de uitkomsten van een nadere analyse van de delict context door twee onafhankelijke deskundigen. De consequenties uit die analyse voor de koers zouden dan getrokken kunnen worden in een vervolgconferentie (in vervolg op de eerdere zorgconferentie).

6.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege niet met twee, maar met één jaar verlengd moet worden.

7.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft primair de rechtbank verzocht om de zaak aan te houden teneinde de reclassering opdracht te geven een risicoanalyse op te maken, de mogelijke voorwaarden bij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te onderzoeken en om een indicatiestelling voor overplaatsing te realiseren. Subsidiair heeft hij verzocht om een zorgconferentie te organiseren om te bekijken of de patstelling kan worden doorbroken.

8.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is bevoegd om van de vordering kennis te nemen, omdat zij in eerste aanleg kennis heeft genomen van de misdrijven ter zake waarvan de TBS is gelast.
De vordering is tijdig, dat wil zeggen niet eerder dan twee maanden en niet later dan één maand voor het tijdstip waarop de TBS door tijdsverloop zou eindigen, ingediend. De officier van justitie is ontvankelijk in de vordering.
De TBS kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de TBS eist. Het recidivegevaar moet nog aanwezig zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Uit de adviezen van de TBS-instelling, de psychiater en de psycholoog, alsmede uit hetgeen ter zitting is besproken, is gebleken dat er bij betrokkene sprake is van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. De vraag of en in welke mate er nog steeds sprake is van een recidiverisico bij betrokkene wordt door de deskundigen wisselend beantwoord. De psychiater schat het risico wanneer sprake is van adequate woonbegeleiding en abstinentie van alcohol als laag in. Tot op heden heeft betrokkene echter nauwelijks geoefend met het omgaan van vrijheden in de maatschappij en hierdoor kan, volgens de TBS-instelling en de reclassering, op dit moment onvoldoende worden ingeschat welk plan van aanpak opgesteld moet worden ten behoeve van de uitvoering van het risicomanagement in het kader van een toezicht in een voorwaardelijke beëindiging. De TBS-instelling heeft verder aangegeven dat het geboden risicomanagement uit zorg hoog is. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat het recidivegevaar op dit moment nog in een voldoende mate aanwezig is bij betrokkene om een verlenging van de TBS te rechtvaardigen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat aan de wettelijke criteria voor verlenging van de TBS is voldaan.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verpleging van overheidswege van betrokkene moet worden voortgezet of dat een voorwaardelijke beëindiging aan de orde is. Verder doet zich de vraag voor of de TBS met één of twee jaar moet worden verlengd.
Een voorwaardelijke beëindiging is naar het oordeel van de rechtbank op dit moment nog niet aan de orde. De rechtbank begrijpt uit de adviezen van de TBS-instelling en de reclassering dat daarvoor nog verschillende vervolgstappen moeten worden genomen. Betrokkene is gestart met begeleid verlof, maar het onbegeleid verlof moet nog gestart worden. Ook zal er nog een band opgebouwd moeten worden tussen betrokkene en de reclassering. Die is nodig om te kunnen beoordelen of betrokkene zich kan houden aan de voorwaarden bij een eventuele voorwaardelijke beëindiging, en onder welke voorwaarden het recidivegevaar beheersbaar kan worden gehouden. Het huidige TBS-kader wordt gelet hierop nog steeds noodzakelijk geacht.
De rechtbank realiseert zich dat het zeer de vraag is of dit alles bewerkstelligd kan worden binnen één jaar. Echter, de rechtbank ziet in de adviezen van de externe deskundigen, die gemotiveerd hebben geconcludeerd tot verlenging van de maatregel met een jaar, aanleiding de verlenging tot een jaar te beperken. Daarmee wordt betrokkene een perspectief geboden en kan na een jaar opnieuw worden beoordeeld welke stappen zijn gezet. De mate waarin een voorwaardelijke beëindiging in zicht komt, zal voornamelijk afhankelijk zijn van de inspanningen van zowel betrokkene, de TBS-instelling en de reclassering. De rechtbank gaat er vanuit dat zij de komende periode ten volle benutten en zich met de geboden voortvarendheid inspannen om de noodzakelijke vervolgstappen te zetten. Met deze beslissing wordt voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Aan het feit dat de verlenging van de maatregel nu tot een jaar wordt beperkt mag niet de verwachting worden ontleend dat over een jaar tot een voorwaardelijke beëindiging zal worden besloten. Wel vindt de rechtbank het wenselijk dat voorafgaand aan een volgende verlengingszitting de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging opnieuw worden onderzocht.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak aan te houden teneinde de door de raadsman verzochte onderzoeken te verrichten.

9.De beslissing.

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de TBS met verpleging van overheidswege van met één jaar;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.C. Gillesse, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.E. Willeboordse en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 januari 2021.