Op 22 april 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een tussenbeschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op 20 mei 2013. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Intervence voor de duur van negen maanden. Dit verzoek is gedaan in het kader van een zorgelijke situatie binnen de jeugdzorg in Zeeland, waar momenteel een gebrek aan beschikbare gecertificeerde instellingen heerst, wat leidt tot lange wachtlijsten voor hulpverlening.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn de moeder, de vader, vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige, mede door de onbetrouwbaarheid van de vader in het nakomen van afspraken en het gebrek aan contact tussen de vader en de minderjarige. De moeder heeft aangegeven dat zij geen hulpverlening voor contactherstel wil accepteren zolang de vader geen stappen onderneemt.
De kinderrechter heeft besloten het verzoek aan te houden tot een volgende mondelinge behandeling op 11 juni 2021, in afwachting van de beschikbaarheid van een gecertificeerde instelling en de acties van de vader richting de minderjarige. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om uiterlijk een week voor de volgende zitting een standpunt in te nemen over het handhaven van het verzoek tot ondertoezichtstelling. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2021.