ECLI:NL:RBZWB:2021:2286

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2021
Publicatiedatum
7 mei 2021
Zaaknummer
AWB- 20_9853 + 20_9884 + 20_9841 + 20_9890 VV PKV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling inzake omgevingsvergunning voor het vellen van bomen

Op 7 mei 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar hadden gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Deze besluiten betroffen de verleende omgevingsvergunningen aan Maas-Jacobs Vastgoed B.V. voor het vellen van 48 en 39 bomen op twee verschillende percelen. Verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar trokken hun verzoek in nadat de verweerder de bestreden besluiten had ingetrokken. Ze verzochten echter wel om een proceskostenveroordeling.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, de verzoekers geen recht hadden op proceskostenvergoeding omdat het bestuursorgaan niet geheel of gedeeltelijk aan hun verzoek had tegemoetgekomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, aangezien de vergunninghoudster pas mocht beginnen met het vellen van de bomen als zij beschikte over de benodigde vergunningen voor de bouw- en/of restauratiewerkzaamheden. Hierdoor was er geen aanleiding om de verweerder te veroordelen in de proceskosten of het griffierecht.

De uitspraak werd gedaan door mr. E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier mr. P.H.M. Verdonschot, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 20/9853 VV, 20/9884 VV, 20/9841 VV en 20/9890 VV
uitspraak van 7 mei 2021 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen
1. [verzoekster sub 1]te [plaatsnaam] , verzoekster sub 1,
gemachtigde: mr. P.R. Botman;
2. [verzoeker sub 2] ,te [plaatsnaam] , verzoeker sub 2,
gemachtigde: mr. M.P. Wolf
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 22 oktober 2020 (bestreden besluit I) inzake de aan Maas-Jacobs Vastgoed B.V. verleende omgevingsvergunning voor het vellen van 48 bomen op het perceel [adres] .
Verzoekers hebben eveneens bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 22 oktober 2020 (bestreden besluit II) inzake de aan Maas-Jacobs Vastgoed B.V. verleende omgevingsvergunning voor het vellen van 39 bomen op het perceel [adres] .
Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij afzonderlijke besluiten van 31 maart 2021 heeft verweerder de bestreden besluiten op verzoek van Maas-Jacobs Vastgoed B.V. ingetrokken.
Vervolgens hebben verzoekers hun verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft bij brief van 28 april 2021 gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat aan beide omgevingsvergunningen het voorschrift is verbonden dat pas mag worden aangevangen met het vellen van de bomen zodra vergunninghoudster beschikt over de benodigde vergunning(en) voor de bouw- en/of restauratiewerkzaamheden waarvoor deze bomen geveld moeten worden en zodra met de werkzaamheden mag worden gestart. Verweerder heeft in zijn reactie van 28 april 2021 terecht opgemerkt dat er daarom geen sprake was van een spoedeisend belang en dus ook geen noodzaak om een voorlopige voorziening te vragen. Onder deze omstandigheid kan niet gezegd worden dat verweerder geheel of gedeeltelijk aan de verzoekers is tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb.
3. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. De verzoeken daartoe zullen dan ook worden afgewezen. In verband hiermee is er evenmin aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van het door verzoekers betaalde griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier op 7 mei 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier E.J. Govaers, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.