5.3.Hoofdverblijf.
De vraag waar iemand hoofdverblijf heeft, dient te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Uit de gedingstukken blijkt dat [naam partner] sinds 2 april 2019 staat ingeschreven op eisers woonadres en daar ook grotendeels, namelijk minstens
6 maanden per jaar, verblijft. Eiser stelt dat de inschrijving en het verblijf op zijn adres vereist waren om voor een verblijfsvergunning verblijf partner in aanmerking te komen. Een dergelijke keuze heeft echter in principe ook gevolgen voor de toepassing van de volksverzekeringswetten (en eventuele andere wetten) omdat ook dan wordt uitgegaan van deze situatie.
Eiser heeft een beroep gedaan op de zogenoemde tweewoningenregel. Hij wijst erop dat [naam partner] in Amerika een woning heeft waarover zij te allen tijde kan beschikken.
De tweewoningenregel houdt in dat geen sprake is van hoofdverblijf in dezelfde woning indien ieder:
a. een op zijn naam staande woning in eigendom heeft, een op zijn naam staande woning huurt of een op zijn naam staande woning heeft op basis van een recht van vruchtgebruik, een recht van gebruik of een recht van bewoning;
b. de woning, bedoeld in onderdeel a, vrij ter beschikking heeft;
c. volledig de kosten en lasten van de woning draagt; en
d. staat ingeschreven in de basisregistratie personen of een daarmee vergelijkbare administratie in het buitenland op het adres van de op zijn naam staande woning, bedoeld in onderdeel a.
Op grond van deze regeling kunnen twee ongehuwde pensioengerechtigden of een ongehuwde pensioengerechtigde en een ongehuwde meerderjarige partner, die feitelijk het hoofdverblijf hebben in dezelfde woning, en die beiden een eigen woning hebben, als aan een aantal in artikel 2 van het Besluit genoemde voorwaarden is voldaan, geacht worden niet het hoofdverblijf in dezelfde woning te hebben. Strekking van deze regeling is dat als twee mensen ieder een eigen woning hebben die hen vrij ter beschikking staat, er geen andere mensen staan ingeschreven of feitelijk bij hen inwonen en zij ieder de eigen kosten van die woning dragen, er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding en (ieder van) de AOW-gerechtigde(n) een AOW-pensioen van 70% zal ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat eiser en zijn partner in Nederland ingeschreven staan op hetzelfde Brp-adres. Met de Svb is de rechtbank van oordeel dat reeds om die reden het beroep op de zogenoemde twee-woningenregel niet kan slagen. Vereist is immers dat de partners staan ingeschreven op het adres van hun eigen woning.
De Svb heeft desondanks besloten om in deze situatie te onderzoeken of eiser in aanmerking kan komen voor de tweewoningenregel.
In dat kader heeft de Svb onderzocht of personen die met een verblijfsvergunning voor verblijf bij partner minstens 6 maanden in Nederland moeten wonen, toch geacht kunnen worden niet hun hoofdverblijf in dezelfde woning te hebben als hun partner. De Svb heeft eiser dan ook in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat zijn partner voldeed aan de voorwaarden als genoemd in artikel 2 van het Besluit.
Eiser heeft ter onderbouwing van het standpunt dat [naam partner] staat ingeschreven op het opgegeven adres in [naam woonplaats 2] , waar zij de woning huurt, een verklaring van de “supervisor of elections” overgelegd. In [naam woonplaats 2] is er geen met de Brp vergelijkbaar inschrijvingssysteem voor de bewoners van [naam woonplaats 2] . Met de Svb is de rechtbank van oordeel dat met overlegging van de voornoemde verklaring voldoende is aangetoond dat [naam partner] op het adres in [naam woonplaats 2] is ingeschreven.
Er moet echter aan meer voorwaarden zijn voldaan om voor deze regeling in aanmerking te kunnen komen. Zo moet vaststaan dat sprake is van een zelfstandige wooneenheid met een eigen voordeur en wezenlijke voorzieningen, dat de woning alleen door [naam partner] bewoond mag worden, dat er nutsvoorzieningen aanwezig zijn en dat zij alle kosten betaalt.
Vaststaat dat eiser geen huurcontract van de woning van [naam partner] over heeft gelegd. Eiser stelt dat het in Amerika niet gebruikelijk is om een schriftelijk contract op te stellen maar om een mondelinge month tot month overeenkomst te sluiten. [naam partner] had echter wel een huurcontract of verklaring van de verhuurder kunnen vragen, maar heeft dat niet gedaan. Verder is onduidelijk gebleven of in de woning andere huurders wonen en of de woning uitsluitend door [naam partner] mag worden bewoond. Dat eiser deze gegevens in verband met de privacy niet wil vragen, komt voor zijn risico. Verder is niet duidelijk of de woning van [naam partner] beschikt over een eigen voordeur en wezenlijke voorzieningen als een keuken en badkamer. Een plattegrond van de woning is niet ingeleverd. Evenmin is aangetoond dat [naam partner] ook voor gas, water en licht betaalt, nu op de overgelegde kwitantie slechts “rent” vermeld staat. Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan is aan de voorwaarden van artikel 2, eerste lid, onder a, b en c, van het Besluit.
Omdat hier sprake is van een uitzondering op de regel is het aan eiser om aan te tonen dat zogenoemde twee-woningenregeling van toepassing is. Eiser is daar, ondanks dat de Svb hem daarvoor ruim de gelegenheid heeft geboden, niet in geslaagd. Aan het vereiste van hoofdverblijf is dus voldaan.