ECLI:NL:RBZWB:2021:2272

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6210
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid voor arbeid na herbeoordeling

Op 4 mei 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 16 maart 2020, waarin het UWV haar WIA-uitkering per 17 mei 2020 beëindigde. De rechtbank heeft het procesverloop en de medische beoordeling van het UWV onderzocht. Eiseres, die eerder 100% arbeidsongeschikt was verklaard, had in beroep aangevoerd dat haar beperkingen onvoldoende waren erkend en dat de uitlooptermijn niet correct was vastgesteld. Tijdens de zitting op 23 maart 2021 was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl het UWV vertegenwoordigd was door mr. P.M.V. van der Helm.

De rechtbank concludeerde dat het UWV de beëindiging van de WIA-uitkering terecht had vastgesteld. De verzekeringsarts b&b had de medische situatie van eiseres zorgvuldig beoordeeld en de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld, waarin de beperkingen van eiseres waren vastgelegd. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling op een zorgvuldige wijze had plaatsgevonden en dat de door eiseres aangedragen argumenten niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering per 17 mei 2020 standhield.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak voor eiseres om haar beperkingen goed te onderbouwen. De rechtbank heeft geen reden gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6210 WIA

uitspraak van 4 mei 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [naam woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.P.J. Franssen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 16 maart 2020 (bestreden besluit) van het UWV over de beëindiging van haar uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) per 17 mei 2020.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 23 maart 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.M.V. van der Helm.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als inpakster gedurende 38 uur per week. Op 2 november 2009 heeft zij zich vanuit een werkloosheidssituatie arbeidsongeschikt gemeld wegens fysieke en psychische klachten.
Bij besluit van 25 maart 2011 heeft het UWV per 12 april 2011 aan eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Bij besluit van 20 juni 2011 heeft het UWV de WIA-uitkering per 17 juni 2011 omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering.
Bij besluit van 9 januari 2019 heeft het UWV aan eiseres, na een (schriftelijke) herbeoordeling, een IVA-uitkering toegekend met ingang van 21 augustus 2018.
Bij brief van 11 juni 2019 heeft het UWV eiseres op de hoogte gesteld van de aankomende herbeoordeling van haar IVA-uitkering.
Bij besluit van 30 augustus 2019 (primair besluit I) heeft het UWV de WIA-uitkering beëindigd met ingang van 31 oktober 2019.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 23 oktober 2019 (primair besluit II) heeft het UWV eiseres een extra uitlooptermijn toegekend van 4 maanden tot 1 maart 2020.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres, dat ook is geacht te zijn gericht tegen het besluit van 23 oktober 2019, gegrond verklaard. Het UWV heeft besloten dat de WIA-uitkering moet worden beëindigd per 17 mei 2020.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd per 17 mei 2020.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
In artikel 49, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt op de dag dat:
a. de persoon die recht heeft op die uitkering niet meer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is; of
b. er op hem een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel d, e, f, g, h of i van toepassing is.
In het tweede lid is bepaald dat, in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering van de persoon die aansluitend aan het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van het feit dat hij niet gedeeltelijk arbeidsgeschikt is geen recht krijgt op een WGA-uitkering eindigt na twee maanden.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Bespreking van de medische beroepsgronden.
Eiseres is bekend met diabetes mellitus, carpaal tunnel syndroom beiderzijds, bekkenklachten en spanningsklachten.
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur op 9 augustus 2019. Hij heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 9 augustus 2019.
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien op het spreekuur op 6 januari 2020, waarbij hij onder andere onderzoek aan de rechterhand/pols heeft verricht, en heeft het dossier met de aanwezige medische gegevens bestudeerd. Verder heeft de verzekeringsarts b&b de door eiseres naar het spreekuur meegebrachte medische informatie, waaronder informatie van de behandelend neuroloog en psychiater, bestudeerd en bij zijn conclusie betrokken.
De verzekeringsarts b&b rapporteert het volgende. Hij ziet aanleiding om de belastbaarheid op de datum in geding (
31 oktober 2019) te wijzigen. Omdat de belastbaarheid daarna ook nog is gewijzigd heeft hij ook de belastbaarheid op de datum van zijn onderzoek in kaart gebracht (6 januari 2020). De reeds vastgestelde beperkingen worden op enkele punten aangevuld. De verzekeringsarts b&b vindt het aannemelijk dat eiseres op 31 oktober 2019 beperkingen had in sociaal en persoonlijk functioneren, o.a. als gevolg van voorgeschreven medicatie. Verder heeft hij beperkingen vastgesteld in knijp/grijpkracht, links meer dan rechts en het langdurig uitvoeren van repeterende handelingen (aspect 4.3.8). Eiseres wordt meer beperkt geacht voor langdurig werken met toetsenbord en muis (aspect 4.6) en aanvullend beperkt voor het zetten van kracht bij draai en schroefbewegingen (4.7) en voor het frequent hanteren van lichte voorwerpen (aspect 4.15). De door de verzekeringsarts aangenomen beperkingen voor gebogen of getordeerd actief worden niet langer opgenomen. Ten aanzien van de werktijden wordt een beperking gesteld voor ’s nachts werken en wordt aangegeven dat eiseres is aangewezen op regelmatige werktijden (aspecten 6.1 en 6.4). De verzekeringsarts b&b stelt dat de operatie op 22 november 2019 een kleine ingreep betrof (dagbehandeling) die geen langdurig herstel vergde. Dit maakt volgens hem niet dat sprake was van een situatie van “geen benutbare mogelijkheden”.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 3 februari 2020, geldig vanaf 31 oktober 2019.
Op de datum van het onderzoek door de verzekeringsarts b&b, 6 januari 2020, was de medische situatie van eiseres gewijzigd ten opzichte van de medische situatie op 31 oktober 2019. De behandeling bij HSK was afgerond en zij gebruikte niet langer medicatie. Daarnaast is gebleken dat eiseres is geopereerd aan haar rechterpols en niet aan de linkerpols. Bij het onderzoek bleek dat eiseres nog niet volledig was hersteld van de ingreep. Met de rechterhand waren pincetgreep en pengreep nog niet mogelijk. De verzekeringsarts b&b vindt het aannemelijk dat fijnmotorische handelingen en repeterende bewegingen met de rechterhand nog beperkt waren. De functionele mogelijkheden van de linkerhand waren normaal; eiseres gaf aan met links weinig klachten meer te hebben behalve tintelingen in de nacht. De beperking op aspect 1.9.9 komt te vervallen en de beperkingen op de diverse punten onder aspect 4.3. worden aangepast. De verzekeringsarts b&b verwacht dat de functionele mogelijkheden sterk zullen verbeteren op de aspecten 4.3, 4.6, 4.7 en 4.15 door natuurlijk beloop en de behandeling van de handtherapeute.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 3 februari 2020, geldig vanaf 6 januari 2020.
4.2
Eiseres stelt in beroep dat het UWV de uitlooptermijn niet juist heeft vastgesteld omdat geen voorgenomen besluit is genomen en eiseres pas bekend is geworden met de geselecteerde functies bij het bestreden besluit. Eiseres stelt verder dat het UWV nooit heeft gemotiveerd waaruit de onvolkomenheden bij de toekenning van de IVA-uitkering hebben bestaan. Dit is in strijd met het zorgvuldigheid en motiveringsbeginsel.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen. Op 6 januari 2020 waren de psychische klachten nog altijd aanwezig. Gewezen wordt op de brief van psychiater [naam psychiater] (consult 18 oktober 2019). Deze rapporteert: “ernstige depressieve stoornis, persisterend, met psychotische kenmerken; zij is verbaal ontactvol en kwetsend naar anderen toe; gecompliceerde rouw”. Van 13 september 2019 tot en met 21 november 2019 was eiseres onder behandeling bij psycholoog [naam psycholoog] . Zij gebruikte medicatie. Vanwege haar privé situatie is de behandeling voortijdig beëindigd. Haar toestand is echter onveranderd.
Eiseres stelt dat in de FML te weinig beperkingen zijn aangenomen voor sociaal en persoonlijk functioneren. Eiseres noemt de verschillende aspecten waarop eiseres ook beperkt moet worden. Vanwege bekkenklachten moet eiseres beperkt worden op aspect 5.7, namelijk gebogen en/of getordeerd actief zijn. Eiseres stelt verder dat een urenbeperking moet worden aangenomen van 2 tot 3 uur per dag. Eiseres slaapt slecht en moet overdag een dutje doen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres medische informatie meegezonden van psychiater [naam psychiater] van 8 november 2019 en van psycholoog [naam psycholoog] van 28 november 2019.
4.3
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
De rechtbank overweegt allereerst dat de enkele omstandigheid dat aan eiseres niet met een voorgenomen besluit kenbaar is gemaakt dat het primaire besluit II zou worden herzien, er niet toe kan leiden dat het bestreden besluit wordt vernietigd. Hoewel het in het kader van de zorgvuldigheid aanbeveling had verdiend om eiseres in de gelegenheid te stellen te reageren op een voorgenomen besluit, is geen sprake van een verplichting daartoe.
Met betrekking tot de uitlooptermijn stelt de rechtbank vast dat het bestreden besluit is gedateerd op 16 maart 2020. Daarbij waren gevoegd de rapportages van de verzekeringsarts b&b en arbeidsdeskundige b&b. Eiseres is daarmee op de hoogte gesteld van de nieuw geselecteerde functies. De uitlooptermijn bedraagt twee maanden. Het UWV mocht de uitkering beëindigen per 17 mei 2020. Deze grond slaagt niet.
De beroepsgrond van eiseres dat sprake is van strijd met het zorgvuldigheid en motiveringsbeginsel omdat het UWV niet heeft uitgelegd waarom een herbeoordeling van de IVA-toekenning plaatsvond slaagt eveneens niet. In het verweerschrift en ter zitting heeft het UWV toegelicht dat eiseres verschillende keren over de aangekondigde herbeoordeling is gebeld, maar dat telefonisch contact met eiseres niet tot stand is gekomen. Daarom is haar voicemail ingesproken met een toelichting op de herbeoordeling. Dat in het dossier geen telefoonnotitie is opgenomen, leidt de rechtbank niet tot een andersluidend standpunt, nu geen gesprek met eiseres heeft plaatsgevonden. Bovendien is eiseres bij brief van 11 juni 2019 schriftelijk geïnformeerd over de aanstaande herbeoordeling en was zij er in ieder geval van op de hoogte. Eiseres had naar aanleiding van deze brief ook zelf kunnen informeren naar de reden ervan.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsarts b&b blijkt dat hij op de hoogte was van de door eiseres gestelde klachten, waaronder diabetes mellitus, hand- en polsklachten, bekkenklachten en psychische klachten. De verzekeringarts b&b heeft zelf eiseres onderzocht. Alle beschikbare medische informatie is bij de conclusie betrokken. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De verzekeringsarts b&b heeft twee FML’s opgesteld, een per 31 oktober 2019 en nog een per 6 januari 2020, na de operatie en de afgeronde therapie voor haar psychische klachten. Hij heeft het al dan niet opnemen van beperkingen uitgebreid gemotiveerd en deze motivering is goed te volgen. Eiseres stelt dat zij op meer aspecten beperkt belastbaar is maar dit is niet onderbouwd met medische gegevens. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsarts b&b heeft aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat deze informatie geen nieuwe gezichtspunten bevat. De informatie was bovendien al meegenomen en beoordeeld door verzekeringsarts b&b. Een reactie daarop van de verzekeringsarts b&b was dan ook, anders dan eiseres stelt, niet noodzakelijk.
Niet gebleken is dat in de FML’s van 3 februari 2020 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die daarin is neergelegd.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde en gewijzigde FML vastgesteld dat eiseres per 31 oktober 2019 voor 100% arbeidsongeschikt is omdat geen passende functies voor haar kunnen worden geselecteerd.
Per 6 januari 2020 is dat wel mogelijk en heeft hij de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: medewerker logistiek (Sbc-code 111220), schoonmaker schoonmaakbedrijf (Sbc-code 111334) en schoonmaker verpleeghuis (Sbc-code 111333).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 12 maart 2020, met name bijlage C
.Daarin is uitvoerig en per aspect inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat de medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
Met betrekking tot de arbeidskundige beroepsgronden heeft de arbeidsdeskundige b&b in zijn rapport van 15 maart 2021 uitgebreid en inzichtelijk gemotiveerd dat de geselecteerde functies voor eiseres geschikt zijn, gelet op haar beperkingen als opgenomen in de FML van 3 februari 2020. De rechtbank kan deze motivering volgen.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 34,38%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 17 mei 2020 heeft vastgesteld op 34,38%
.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht beëindigd per 17 mei 2020.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 4 mei 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.