4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02-025643-21
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast. Op 27 januari 2021 is tussen 18.20 en 18.30 uur een scooter van het merk Tomos, voorzien van kenteken [kenteken 1] , gestolen. De scooter stond geparkeerd bij de [supermarkt 1] aan de Kerkwerve in Etten-Leur. Omstreeks 18.39 uur is de scooter in de [straat] ter hoogte van nummer [nummer 1] door de politie aangetroffen. Verdachte, die destijds op nummer [nummer 2] woonde, stapt op dat moment voor zijn woning uit een donkere Opel met een boodschappentas in zijn hand. Verdachte is zowel op de camerabeelden van de [supermarkt 1] als op de camerabeelden van de bewoners van de [straat] nummer [nummer 3] door verbalisanten herkend. Op de camerabeelden van de [supermarkt 1] is blijkens het proces-verbaal van bevindingen te zien dat een man bij de [supermarkt 1] staat en een blauwe [supermarkt 2] tas vast had. De verbalisant herkent hem als verdachte. Even later is een persoon te zien met dezelfde kleding aan die een witte snorfiets voortduwt en een blauwe [supermarkt 2] tas aan de linkerkant van het stuur heeft hangen. Uit het dossier blijkt dat op de camerabeelden van de bewoners van Cellostraat [nummer 3] is te zien dat een man op een witte scooter over de stoep voor de woningen van nummer [nummer 3] en verder reed en deze heeft weggezet op de plaats waar de scooter is aangetroffen. Verbalisant herkent de man voor 90 procent als verdachte. De man draagt exact dezelfde kleding als verdachte aan had toen de verbalisant hem in de [straat] zag. De man droeg een blauwe [supermarkt 2] tas. De man komt even later op de camerabeelden aanlopen, waarbij verbalisant hem herkent als verdachte, die zij ambtshalve kent. De kleding van de persoon die op deze camerabeelden is te zien komt overeen met de kleding die verdachte aanhad. De reistijd van de [supermarkt 1] naar de locatie van het aantreffen van de scooter betreft met een elektrische fiets drie minuten. De vriendin van verdachte heeft verklaard dat verdachte op 27 januari 2021 omstreeks 18.30 uur bij de [supermarkt 1] in Etten-Leur is geweest.
Verdachte heeft bij de politie (en later ook bij zijn verhoor voor de rechter-commissaris) verklaard dat hij op 27 januari 2021 omstreeks 18.30 uur niet bij de [supermarkt 1] is geweest. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij dat heeft verklaard, omdat hij bij zijn verklaring bij de politie hoog in zijn emotie zat en dat het klopt dat hij er wel was en dat het best kan zijn dat hij daar rond 18.30 uur is geweest.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van herkenningen het volgende voorop. Herkenning vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld en niet slechts op basis van een gezicht, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, handen, lengte, postuur, kleding en manier van lopen. Verschillende elementen spelen daarbij een rol, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen.
Bij de beoordeling van de herkenningen in de onderhavige zaak acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang. Verbalisant [verbalisant 1] heeft verdachte herkend op camerabeelden van de bewoners van de [straat] [nummer 3] . [verbalisant 1] is al enige jaren wijkagent in Etten-Leur en kent verdachte ambtshalve vanuit haar wijkwerk, maar ook van eerdere aanhoudingen en controles. Begin januari 2021 heeft zij met verdachte een gesprek gehad. [verbalisant 1] heeft verdachte herkend aan zijn gezicht en postuur. Daar komt bij dat zij heeft vastgesteld dat de man op de camerabeelden dezelfde kleding aan had als verdachte. Daarnaast heeft verbalisant [verbalisant 2] verdachte herkend op de camerabeelden van de [supermarkt 1] . Verdachte heeft, voordat [verbalisant 2] de camerabeelden heeft bekeken, bij [verbalisant 2] een verklaring afgelegd. [verbalisant 2] heeft verdachte herkend aan zijn gezicht en postuur.
Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat de herkenning van de verbalisanten betrouwbaar is. De verbalisanten waren dusdanig bekend met verdachte dat de rechtbank geen aanleiding ziet om aan de betrouwbaarheid van de herkenningen te twijfelen. Daarnaast worden de herkenningen ondersteund door de herkenning op de camerabeelden van de kleding die verdachte die dag aanhad. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Gelet op het voorgaande, mede in aanmerking genomen de inconsistente verklaring van verdachte omtrent zijn aanwezigheid bij de [supermarkt 1] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de primair ten laste gelegde diefstal heeft begaan.
Parketnummer 02-019358-21
Feit 1
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte van feit 1 onder parketnummer 02-019358-21 dient te worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt dat de bij verdachte aangetroffen bankbiljetten vals zijn, maar niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap van de valsheid had.
Feiten 2 en 3
Op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaringen van verdachte, acht de rechtbank de ten laste gelegde feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 02-207557-20
Feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat in de buddyseat van de snorfiets waarop verdachte op 23 april 2020 reed, in totaal ongeveer 550 gram amfetamine en 525 milliliter GHB is aangetroffen. In de woning van de moeder van verdachte, waar verdachte op dat moment tijdelijk verbleef, is op 25 april 2020 in totaal ongeveer 524 gram amfetamine en 30 gram MDMA aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat de aangetroffen drugs van hem zijn.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de totale hoeveelheid aangetroffen drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad en dat verdachte een deel daarvan – namelijk de drugs, aangetroffen in de buddyseat van de snorfiets waarop verdachte reed – ook heeft vervoerd. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor de ten laste gelegde drugshandel.
Feit 2
Verdachte reed op 23 april 2020 op een snorfiets van het merk AGM type VX50 met kenteken [kenteken 2] , terwijl dit kenteken bij een bromfiets van het merk Kymco behoorde. Er zat geen sleutel in de snorfiets, de ombouw van het cilinderslot ontbrak, het cilinderslot was beschadigd, op diverse plekken hingen kabels los en de accu lag bloot. Tevens had de snorfiets een weggeslepen framenummer.
Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de snorfiets van misdrijf afkomstig is en dat dit tevens voor een ieder al op het eerste gezicht duidelijk moet zijn geweest. Doordat het kenteken van de snorfiets niet correspondeert en het framenummer van de snorfiets is weggeslepen, valt echter niet meer te achterhalen of er ook aangifte van diefstal van deze snorfiets is gedaan.
Verdachte heeft in zijn eerste verhoor bij de politie verklaard dat de snorfiets van een vage vriend van hem is, waar hij verder niks over wil zeggen. In het tweede politieverhoor heeft verdachte verklaard dat deze persoon weleens ‘ [naam 3] ’ wordt genoemd, dat hij het voor de rest niet weet en dat hij niet weet hoe lang hij de snorfiets onder zich heeft.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het voorhanden hebben van de snorfiets. Gelet hierop, mede in aanmerking genomen de uiterlijke staat van de snorfiets, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de snorfiets wist dat de fiets door misdrijf was verkregen.
Feit 3
Op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 02-244878-20
Feiten 1 en 3
Op 3 september 2020 zijn in de hotelkamer waarin verdachte verbleef diverse hoeveelheden drugs aangetroffen, te weten in totaal 0,8 liter GHB, 203,6 gram amfetamine, 1 gram MDMA, 51 pillen met MDMA en 18,3 gram hasjiesj. Verdachte heeft verklaard dat deze drugs van hem zijn. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de hotelkamer aangetroffen hoeveelheden drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 28 september 2020 twee flessen met daarin in totaal 675 milliliter GHB bij zich had in de buddyseat van een scooter. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze flessen met GHB opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Feit 4
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte van feit 4 onder parketnummer 02-244878-20 dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dan wel redelijkerwijze had moeten vermoeden dat de bromfiets van misdrijf afkomstig was.
Feit 5
Uit het dossier volgt dat verdachte, terwijl hij op een gestolen snorfiets reed, tegen een boom is gereden. Verdachte heeft bij de politie verklaard niet te weten hoe hij aan de snorfiets kwam en dat hij niet wist dat deze van diefstal afkomstig is.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook van feit 5 onder parketnummer 02-244878-20 dient te worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dan wel redelijkerwijze had moeten vermoeden dat de bromfiets van diefstal afkomstig is.