In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 april 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een last onder dwangsom opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiser, die in een woning in Tilburg woont, kreeg op 9 januari 2020 een last onder dwangsom opgelegd vanwege illegale prostitutie die in zijn woning zou plaatsvinden. Dit besluit volgde op een controle door de politie op 6 november 2019, waarbij twee sekswerkers in de woning werden aangetroffen. Eiser ontkende op de hoogte te zijn van de prostitutieactiviteiten en stelde dat hij slechts toestemming had gegeven aan de sekswerkers om tijdelijk in zijn woning te verblijven.
Het college heeft in vervolg op de controle een verbeurde dwangsom van € 1.000,- ingevorderd, wat eiser aanvecht. Tijdens de zitting op 23 maart 2021 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de activiteiten van de sekswerkers. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet wist of kon weten dat zijn woning voor prostitutie werd gebruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van de sekswerkers en de bevindingen van de toezichthouders als geloofwaardig beschouwd.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het college terecht de last onder dwangsom heeft opgelegd en dat de invordering van de verbeurde dwangsom gerechtvaardigd is. Eiser's beroep is ongegrond verklaard, en er zijn geen redenen voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.