ECLI:NL:RBZWB:2021:2234

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
AWB- 20_1085
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de ZW-uitkering van eiseres door het UWV

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 8 januari 2020, waarin haar Ziektewet (ZW) uitkering per 9 oktober 2019 werd beëindigd. Eiseres, die als schoonmaakster werkte, had eerder een ZW-uitkering ontvangen, maar na een herbeoordeling werd zij arbeidsgeschikt geacht. De rechtbank heeft op 30 april 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het onderzoek ter zitting op 6 augustus 2020 plaatsvond. Beide partijen zijn niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de beëindiging van de ZW-uitkering op goede gronden heeft gehandhaafd. Eiseres had eerder een ZW-uitkering ontvangen, maar na een herbeoordeling door de verzekeringsarts werd zij geschikt geacht voor haar eigen werk. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. Eiseres had aangevoerd dat haar psychische en fysieke beperkingen waren onderschat, maar de rechtbank oordeelde dat deze stelling niet was onderbouwd met nieuwe medische informatie.

De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over de hernieuwde toekenning van een ZW-uitkering per 21 november 2019 in overweging genomen, maar oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat haar gezondheid tussen de twee data niet was verslechterd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/1085 ZW

uitspraak van 30 april 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , wonende te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.L. van Os, advocaat te Tilburg,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 8 januari 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 6 augustus 2020. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als schoonmaakster voor 16,19 uur per week bij [naam bedrijf] tot 27 februari 2015. Na eerdere uitval vanuit een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en een periode van ZW-uitkering is eiseres op 15 maart 2018 opnieuw uitgevallen vanuit een WW-uitkering in verband met toegenomen longklachten.
Bij besluit van 14 juni 2018 heeft het UWV aan eiseres een ZW-uitkering toegekend vanaf 14 juni 2018.
Na een herbeoordeling in het kader van de Toetsing Verbetering Belastbaarheid in het tweede ziektejaar heeft de verzekeringsarts eiseres arbeidsgeschikt bevonden voor haar eigen werk. Daarom heeft het UWV bij besluit van 2 oktober 2019 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 9 oktober 2019 beëindigd.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Het UWV heeft eiseres per 21 november 2019, na een nieuwe ziekmelding, opnieuw een ZW-uitkering toegekend, zo volgt uit de brief van de gemachtigde van eiseres van 1 maart 2021.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV de beëindiging van de ZW-uitkering van eiseres per 9 oktober 2019 op goede gronden heeft gehandhaafd in het bestreden besluit.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft, wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan: de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid (artikel 19, vijfde lid, van de ZW).
Heeft er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt naar vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij die beoordeling.
4.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat als maatstaf dient te worden aangemerkt de geduide functies die voor eiseres in het kader van de eerdere ziektewetbeoordeling als passend kunnen worden aangemerkt. De rechtbank merkt hierbij op dat in dit geding de passendheid van die functies niet meer ter discussie staat. Het gaat nog slechts om de vraag of eiseres op de datum in geding op medische gronden, naar objectieve maatstaven gemeten, al dan niet ongeschikt was voor één van die functies.
Het UWV heeft als maatstaf genomen het werk als samensteller elektronische apparatuur (wikkelaar) (Sbc-code 267050) en dat werk als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW aangemerkt.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een arts, getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts, en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Arts [naam arts] heeft eiseres gezien op het spreekuur van 19 september 2019 en heeft het dossier bestudeerd. De arts rapporteert op 19 september 2019 het volgende. Eiseres heeft zich ziek gemeld in verband met toename van reeds bekende longklachten passend bij COPD. Eiseres is ook enkele malen geopereerd aan de blaas. Eiseres is goed hersteld van de laatste blaasoperatie van 19 februari 2019. De medische situatie is conform de vorige verzekeringsgeneeskundige onderzoeken. Per 19 september 2019 heeft eiseres verminderde benutbare mogelijkheden, zoals is vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 19 september 2019. Als de belastbaarheid van eiseres wordt afgezet tegen de belasting in de eerder geduide functies is het aannemelijk dat eiseres arbeidsgeschikt is voor een deze functies.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts] heeft eiseres gezien op de hoorzitting van
9 december 2019, waarbij ook lichamelijk onderzoek is verricht. Verder heeft de verzekeringsarts b&b het dossier bestudeerd, aanvullende informatie opgevraagd bij de behandelende sector en de volgende medische stukken in de beoordeling meegenomen: de informatie van longarts [naam longarts] van 27 december 2019 en het medicatieoverzicht van eiseres van 2 december 2019. De verzekeringsarts b&b rapporteert op 9 december 2019/
7 januari 2020 het volgende.
Uit onderzoek volgt dat bij eiseres nog steeds sprake is van COPD Gold klasse 3. Eiseres heeft al enige tijd hiervoor ongeveer vier keer per jaar een antibiotica- en/of prednisonkuur nodig. Ook is eiseres meerdere malen geopereerd aan haar blaas. Uit de informatie van de longarts van 27 december 2019 volgt dat het redelijk gaat met eiseres na een prednisonkuur. De longarts geeft aan dat eiseres niet wordt behandeld met zuurstof, dat CPAP niet lukte, dat het redelijk gaat met de MRA-beugel en dat eiseres geen fysiotherapie meer heeft. Er is sprake van een obstructief gestoorde longfunctie met een diffusiestoornis.
De verzekeringsarts b&b stelt vast dat het medische beeld ten aanzien van de COPD licht achteruit is gegaan. Gezien de licht toegenomen longklachten en de waarnemingen tijdens de hoorzitting is eiseres beperkt belastbaar in fysiek opzicht. Eiseres is hierdoor geschikt voor fysiek licht, in hoofdzaak zittend werk in een huishoudelijk schone omgeving met voldoende afzuiging. Ook wordt een medische urenbeperking van 4 uur per dag en maximaal 20 uur per week aangenomen. In bezwaar is niet aannemelijk dat eiseres op de datum van de hoorzitting in een wezenlijk andere gezondheidstoestand verkeerde dan op de datum van het primaire besluit. Eiseres was dan ook vanaf 9 oktober 2019 geschikt te achten voor de maatgevende arbeid, bijvoorbeeld de geduide functie Samensteller elektrotechnische apparatuur (Sbc-code 267050). Dit betreft een parttime functie (19-20 uur per week). De hersteldverklaring kan standhouden.
De verzekeringsarts b&b heeft in beroep op 27 juli 2020 aanvullend gerapporteerd. Het standpunt dat eiseres geschikt is voor de functie Samensteller elektrotechnische apparatuur (Sbc-code 267050) kan niet worden gehandhaafd, omdat sprake is van een medische urenbeperking van maximaal 4 uur per dag en 19-20 uur per week. In deze functie wordt weliswaar 19-20 uur per week gewerkt, maar komen werkdagen van 8 uur voor. De functie Samensteller kunststof en rubberproducten (Sbc-code 271130) is een fysiek lichte functie, in hoofdzaak zittend, in een schone omgeving en overschrijdt de belastbaarheid niet. Die functie wordt gedurende 4 uur per dag uitgevoerd en is daarmee passend.
5.2
Eiseres heeft ten aanzien van het medisch oordeel van het UWV haar bezwaargronden herhaald. Eiseres heeft aangevoerd dat haar psychische en fysieke beperkingen zijn onderschat en dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Zij kan niet werken, omdat zij zich enkel kan verplaatsen met behulp van een rollator en scootmobiel. Lopend zou zij na 5 meter moeten gaan zitten om op adem te komen. Eiseres stelt dat de longverpleegkundige haar heeft geadviseerd niet te werken. Verder stelt eiseres dat het bestreden besluit onjuist is, omdat zij na een nieuwe ziekmelding per 21 november 2019 opnieuw een ZW-uitkering ontvangt van het UWV zonder dat er verschillen waren in haar gezondheid dan wel arbeidsgeschiktheid.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte was van de door eiseres gestelde klachten, waaronder blaas- en longklachten, en dat zij in bezwaar door de licht toegenomen longklachten van eiseres een medische urenbeperking heeft aangenomen. Verder heeft de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd waarom zij van mening is dat eiseres geschikt is om ‘haar arbeid’, de functie Samensteller kunststof en rubberproducten (Sbc-code 271130), te verrichten per 9 oktober 2019. Weliswaar heeft de verzekeringsarts b&b in eerste instantie een andere functie (ook) geschikt geacht, maar dit doet niet af aan de conclusie dat eiseres geschikt is voor ‘haar arbeid’ omdat beide functies kunnen worden aangemerkt als ‘haar arbeid’.
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsarts b&b heeft aangenomen. Hierbij is in aanmerking genomen dat eiseres haar beroepsgrond dat haar psychische en fysieke beperkingen zijn onderschat niet heeft onderbouwd met nieuwe medische informatie, maar nogmaals de informatie van de longarts heeft aangehaald. Deze informatie was al in de bezwaarprocedure bij het UWV bekend en is door de verzekerings-arts b&b in haar conclusies betrokken. De stelling van eiseres dat de longverpleegkundige haar heeft geadviseerd niet te werken is niet onderbouwd met objectiveerbare bewijsstukken.
Eiseres heeft er tot slot op gewezen dat haar per 21 november 2019 weer een ZW-uitkering is toegekend na een nieuwe ziekmelding. De stelling dat haar gezondheid tussen 9 oktober 2019 en 21 november 2019 niet is gewijzigd, heeft eiseres echter niet onderbouwd, zodat onduidelijk is of de medische situatie van eiseres niet is verslechterd in deze periode. Bovendien is de verzekeringsarts b&b niet verplicht het medische oordeel van een andere verzekeringsarts te volgen. Dit argument van eiseres leidt de rechtbank dan ook niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onjuist is.
6.
Conclusie
De beroepsgronden van eiseres slagen dan ook niet. De rechtbank is van oordeel dat het UWV op goede gronden de beëindiging van de ZW-uitkering per 9 oktober 2019 heeft gehandhaafd. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Er is geen reden een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 30 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.