ECLI:NL:RBZWB:2021:2228
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht
In deze zaak heeft eiser, woonachtig in [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat op 26 november 2020 is genomen. Dit besluit betreft de afwijzing van het verzoek van eiser om omzetting van zijn prestatiebeurs in een gift. Eiser heeft zijn beroep op 8 januari 2021 ingediend, maar heeft niet voldaan aan de verplichting om griffierecht te betalen. De rechtbank heeft eiser schriftelijk gewezen op deze verplichting en hem verzocht het griffierecht binnen vier weken na de datum van de brief te betalen. Ondanks deze waarschuwing is het griffierecht niet tijdig ontvangen door de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de betaling van het griffierecht niet binnen de gestelde termijn heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de zaak zonder behandeling ter zitting afgedaan, in overeenstemming met de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beslissing is genomen door mr. L.P. Hertsig, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak, met een termijn van zes weken voor het indienen van een verzetschrift.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de artikelen 8:41 en 8:54 van de Awb in acht genomen, die de verplichtingen omtrent het griffierecht en de niet-ontvankelijkheid van het beroep bij niet tijdige betaling regelen. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig voldoen aan de griffierechtverplichtingen voor de ontvankelijkheid van een beroepschrift.