6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft, mogelijk om aandacht te vragen voor zijn slechte psychische gesteldheid, een voor hem onbekende man met een koord proberen te wurgen. Het slachtoffer is daardoor bewusteloos geraakt en heeft verwondingen in zijn hals opgelopen. Door omstanders kon tijdig worden ingegrepen, waardoor nog ernstigere gevolgen gelukkig zijn uitgebleven.
Zoals de rechtbank onder 5.2.3 heeft overwogen, kan dit feit niet aan verdachte worden toegerekend. Aan hem kan om die reden geen verwijt worden gemaakt of straf worden opgelegd. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of oplegging van een maatregel nodig is.
De rechtbank heeft bij deze afweging de adviezen van GZ-psycholoog [naam 4] en van de deskundigen van het PBC (psychiater [naam 1] en psycholoog [naam 5] ) betrokken alsmede het advies van de heer [naam 3] van de reclassering.
GZ-psycholoog [naam 4] schat het risico op gewelddadig gedrag als hoog in zowel op de middellange als de lange termijn, zolang verdachte psychotisch is. Verdachte heeft beperkt inzicht in zijn stoornis en het risico op gewelddadig gedrag en hij neemt zijn medicatie onregelmatig in. Zijn leefomstandigheden zijn instabiel en stressvol. Daarnaast is er een grote druk om te werken. Om dit vol te kunnen houden, is de verleiding om door te gaan met amfetaminegebruik groot. De psycholoog verwacht dat verdachte snel in stressvolle omstandigheden zal belanden, met het innemen van medicatie zal stoppen en weer drugs zal gaan gebruiken. Het is volgens de psycholoog wenselijk dat verdachte klinisch wordt behandeld voor zijn psychotische stoornis en dat zijn inzicht in stressfactoren wordt vergroot. Dit kan in een setting met een beperkt beveiligingsniveau, zoals een Forensische Psychiatrische Afdeling (hierna: FPA). Volgens de psycholoog geniet een behandeling in het kader van een zorgmachtiging de voorkeur boven een TBS-maatregel, omdat verdachte niet eerder vanwege geweldsincidenten met de politie in aanraking is geweest.
De deskundigen van het PBC schatten het recidivegevaar als hoog in, indien verdachte onbehandeld zou terugkeren in de maatschappij. De diagnose schizofrenie is een levenslange diagnose. Verdachte heeft beperkt inzicht in zijn stoornissen, de noodzaak van anti-psychotische medicatie en het effect van middelen. Volgens de deskundigen is het vergaren van kennis over schizofrenie en middelengebruik, het instellen op medicatie en het resocialiseren een langdurig proces, waarbij verdachte begeleid dient te blijven worden. De deskundigen adviseren verdachte bij voorkeur te laten behandelen in een FPA in het kader van een zorgmachtiging vanwege het verstrekkende karakter van de TBS-maatregel, de vreemdelingenrechtelijke gevolgen voor verdachte en het feit dat verdachte niet eerder geweld heeft gebruikt tijdens een psychose. De zorgmachtiging kan bovendien met een half jaar worden verlengd als verdachte aan de criteria voldoet. Ook ter zitting is psychiater [naam 1] bij het standpunt gebleven dat de langdurige psychiatrische zorg die verdachte nodig heeft, op grond van een zorgmachtiging kan worden verleend. Hij heeft verklaard dat verdachte na de klinische opname zal gaan resocialiseren in de omgeving en woonruimte en werk zal gaan zoeken en dat hij niet eerder uit de kliniek kan worden ontslagen dan dat hij woonruimte heeft. Binnen een TBS-maatregel zal verdachte dezelfde behandeling krijgen.
Volgens de reclassering is de TBS-maatregel met voorwaarden ook in de situatie van verdachte uitvoerbaar. Verdachte is aangemeld en geaccepteerd bij FPA Kompas in Wolfheze. Aldaar kan verdere psychiatrische stabilisatie plaatsvinden en onderzocht worden of verdachte een bestaan in Nederland kan opbouwen of dat er ingezet moet worden op repatriëring naar Polen. De voorwaarden behorende bij de TBS-maatregel kunnen door de reclassering in Polen worden overgenomen. Ook ter zitting is de heer [naam 3] bij het standpunt gebleven dat de TBS-maatregel met voorwaarden uitvoerbaar is. Hij heeft uitgelegd dat hij verwacht dat er zeker twee jaar nodig is om verdachte psychiatrisch te stabiliseren. Als verdachte meewerkt aan zijn behandeling, medicatietrouw is, meer ziekte-inzicht heeft en zijn abstinentie weet vast te houden, kan hij mogelijk al na een kortere periode uitstromen naar een andere vorm. Verdachte heeft zich bereid verklaard aan de opgestelde voorwaarden mee te werken.
De rechtbank heeft tot slot kennis genomen van het voortgangsverslag van [naam 6] van 12 april 2021. Hieruit blijkt dat er een incident heeft plaatsgevonden op het terrein van de FPA Kompas in Wolfheze waar verdachte sinds 1 maart 2021 verblijft. Verdachte heeft op 2 april 2021 tijdens een korte rit naar de dagbesteding aan het stuur van de auto getrokken en daarna een opmerking gemaakt over het aanrijden van mensen die op de weg liepen. Bij verdachte zijn voorafgaand aan het vertrek naar de dagbesteding geen signalen van extreem verhoogde spanning en stress waargenomen die als risicovol werden ingeschat. [naam 6] is daarom van mening dat het gedrag van verdachte een zeer onvoorspelbaar en gevaarlijk karakter kent. Volgens [naam 6] is verdachte evenmin zelfstandig in staat risicosignalen bij zichzelf te herkennen, deze te bespreken en/of er adequaat naar te handelen.
Op grond van de rapportages van de deskundigen die verdachte hebben onderzocht, stelt de rechtbank vast dat bij verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens waarvoor verdachte, gelet op het hoge recidiverisico en zijn beperkte ziekte-inzicht, langdurig psychiatrische zorg nodig heeft. Deze zorg kan volgens GZ-psycholoog [naam 4] en de deskundigen van het PBC binnen een civiele setting, op grond van een zorgmachtiging, worden verleend. Door de officier van justitie op te dragen een zorgmachtiging in het kader van de Wvggz voor te bereiden, heeft de rechtbank, in navolging van het advies van deze deskundigen, beoogd te onderzoeken of er een minder verstrekkend alternatief voor handen is voor het opleggen van een TBS-maatregel aan verdachte. Op grond van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg heeft de strafrechter immers de bevoegdheid ook ambtshalve een zorgmachtiging af te geven.
Anders dan de deskundigen, is de rechtbank echter van oordeel dat een opname op grond van een zorgmachtiging in de onderhavige zaak geen reëel alternatief is voor de TBS-maatregel. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat een zorgmachtiging slechts voor een half jaar kan worden afgegeven, terwijl uit de aangehaalde rapporten blijkt dat de duur van zes maanden niet afdoende is om verdachte gestabiliseerd te krijgen. Er is bij verdachte immers nog altijd sprake van een zeer beperkt ziektebesef en -inzicht, zoals ook ter zitting is gebleken. Ook is het recidiverisico hoog. Zelfs in een gestructureerde setting is het, ondanks medicatiegebruik en abstinentie van drugs, misgegaan. De rechtbank wijst daarbij op het incident dat heeft plaatsgevonden gedurende het verblijf van verdachte bij de FPA Kompas in Wolfheze. Weliswaar is een verlenging van de zorgmachtiging juridisch mogelijk, maar er bestaat onvoldoende zekerheid dat na een half jaar een machtiging tot voortgezet verblijf ook zal worden afgegeven. Ook het noodzakelijk geachte langdurige toezicht na de klinische behandeling is via een zorgmachtiging niet (op voorhand dwingend) te realiseren. Aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de noodzaak tot langdurig toezicht draagt met name ook bij dat niet duidelijk is in hoeverre verdachte de zucht naar middelen onder controle heeft. Verdachte gebruikt thans geen drugs, maar dat is in een beveiligde omgeving. Verdachte geeft nog steeds aan dat hij middelen wil gebruiken omdat hij zich daardoor beter voelt. Dat baart de rechtbank grote zorgen, temeer nu uit de aangehaalde rapporten blijkt dat middelengebruik een negatief versterkende werking kan hebben op zijn psychotische kwetsbaarheid en derhalve het recidiverisico verhoogt. Het vergaren van kennis over middelengebruik zal daarom een uitdrukkelijk onderdeel moeten zijn van de behandeling. Uit de aangehaalde rapportages blijkt, zoals hiervoor reeds overwogen, dat een dergelijke behandeling langer dan zes maanden zal duren.
Daarnaast neemt de rechtbank in haar overwegingen mee dat verdachte weliswaar niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, maar dat uit de rapportages wel blijkt dat er melding is gemaakt van gebruik van geweld door verdachte tegen personen en/of goederen, zowel in Polen als in het PPC.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dan aan verdachte een TBS-maatregel op te leggen. Slechts op die wijze wordt de veiligheid van anderen, gelet op de problematiek van verdachte en de hoge kans op herhaling, voldoende gegarandeerd. Hoewel de rechtbank zich ervan bewust is dat het opleggen van deze maatregel vreemdelingenrechtelijke consequenties voor verdachte zal hebben die zijn re-integratie op zijn minst zullen belemmeren, acht zij - bij gebrek aan een passend alternatief - oplegging van de TBS-maatregel met voorwaarden geboden.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele voorwaarden voor het opleggen van TBS met voorwaarden is voldaan. Bij verdachte was tijdens het begaan van het bewezenverklaarde feit sprake van een ziekelijke stoornis. Daarnaast is sprake van een misdrijf waarop in de wet een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Tevens eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel.
De rechtbank zal daarbij aan verdachte de voorwaarden opleggen zoals opgenomen in het eerder genoemde reclasseringsrapport.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom, na omzetting, een periode van vier jaar te boven gaan.
Nu er, gelet op de inhoud van de rapportages van de deskundigen, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht bevelen dat de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.