Op 20 januari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. J.G. Hage, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 6 juli 2018 door het college is verleend aan [naam vergunninghouder] voor de uitbreiding van een woning aan [adres] te [plaatsnaam]. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, omdat zij vrezen dat de uitbreiding zal leiden tot een toename van schaduw op hun perceel, waardoor zij niet meer in de zon kunnen zitten op hun terras. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarna eisers beroep hebben ingesteld.
De rechtbank heeft op 8 december 2020 de zaak behandeld, waarbij de zitting digitaal plaatsvond. De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van het bouwplan voor de bezonning op het perceel van eisers. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand omdat de gebreken uiteindelijk zijn hersteld. De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging door het college onvoldoende inzichtelijk was gemaakt en dat de schaduwtoename niet alleen in de ochtend, maar ook in de middag plaatsvond.
De rechtbank heeft het college veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 1.068,-. De rechtbank concludeerde dat het college de belangen van vergunninghouder in redelijkheid zwaarder heeft kunnen laten wegen dan die van eisers, maar dat de motivering van het bestreden besluit tekortschiet. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.