In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. De eiser had een aanvraag ingediend voor een individuele inkomenstoeslag op basis van de Participatiewet, welke door Orionis was afgewezen. Het primaire besluit van Orionis dateert van 17 september 2019, waarin de aanvraag werd afgewezen, en het bestreden besluit van 24 december 2019, waarin het bezwaar van de eiser ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op zitting behandeld op 3 maart 2021, waarbij de eiser en een vertegenwoordiger van Orionis aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat de eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn inkomensgegevens en woonsituatie over de relevante periode van 36 maanden voorafgaand aan zijn aanvraag. De eiser ontving een bijstandsuitkering en had op 4 juli 2019 de aanvraag ingediend, maar kon niet aantonen dat zijn inkomen gedurende de referteperiode niet hoger was dan 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm. Orionis stelde dat er geen inkomens- en vermogensgegevens bekend waren over de periode waarin de eiser bij zijn partner verbleef, wat leidde tot de conclusie dat de aanvraag om de individuele inkomenstoeslag terecht was afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.