In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die bijzondere bijstand voor een warme maaltijdvoorziening aanvroeg, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen. Eiseres had eerder bijzondere bijstand ontvangen, maar het college weigerde deze met ingang van december 2019. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze weigering, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank had eerder in een andere zaak het besluit van het college vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. In het nieuwe besluit bleef het college bij de weigering van de bijstand, omdat eiseres onvoldoende medewerking verleende aan het onderzoek naar haar situatie.
De rechtbank oordeelde dat het college op goede gronden had geweigerd om bijzondere bijstand toe te kennen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand, maar het college stelde dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld zonder nader onderzoek. Eiseres had geweigerd om mee te werken aan een medisch onderzoek, wat het college en de rechtbank in de weg stond om een goed oordeel te vellen. De rechtbank concludeerde dat de enkele mededeling van een anesthesioloog niet voldoende was om het recht op bijstand vast te stellen. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en was er geen reden voor een proceskostenveroordeling.