Overwegingen
1. Eiser woont aan de [adres] in [plaatsnaam] . Het primaire besluit heeft betrekking op het naastgelegen perceel, kadastraal bekend als [plaatsnaam] , sectie R, nummer [kadasternummer] . In het primaire besluit is onder meer overwogen dat het van toepassing zijnde bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] (bestemmingsplan) woningen slechts in een bouwvlak toestaat, dat per bouwvlak slechts één wooneenheid is toegestaan en dat bijgebouwen niet als zelfstandige woning of als onafhankelijke woonruimte mogen worden gebruikt. De aanvraag gaat uit van een tijdelijke woning buiten het bouwvlak ter overbrugging van de bouwperiode voor de nieuwe woning binnen het bouwvlak op hetzelfde perceel. Gelijk als in het primaire besluit is in het bestreden besluit ten aanzien van de bezwaren van eiser overwogen dat de tijdelijke bewoning van het bijgebouw in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat dit gebruik mogelijk is op grond van artikel 4, elfde lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) en het Beleid planologisch strijdig gebruik (Bpsg) van de gemeente Moerdijk uit 2018.
2. Eiser voert aan dat hij zich niet kan vinden in het bestemmingsplan en ook niet in de verleende omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning conflicteert met het bestemmingsplan. Zowel de omgevingsvergunning en het bestemmingsplan zijn ook conflicterend met de huidige wet- en regelgeving en onderliggende en besluitvormende stukken. Bij het rechtvaardigen van het strijdig gebruik is voorbijgegaan aan het bedrijfs- en privacybelang van eiser. Ook bevat het besluit geen enkele verantwoording voor het zo dicht tegen de erfgrens mogen bouwen en gaat het om feitelijk twee bouweenheden op hetzelfde perceel. Verder is geen onderzoek gedaan naar de vraag of voldaan is aan het Bouwbesluit en missen uitvoeringstekeningen van betonnen en stalen constructiedelen met bijbehorende berekening. Ook is geen onderzoek gedaan naar milieuhinder, uitvoerbaarheid en verkeerseffecten. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met maximaal planologisch gebruik en vergunningsvrij bouwen. Er is onvoldoende waarde toegekend aan de huidige wet- en regelgeving die de best beschikbare technieken beschrijven. Er is geen bouwveiligheidsplan of bouwplaatsinrichting. Al met al is sprake van een onvoldoende motivering, een onzorgvuldige voorbereiding, willekeur, vooringenomenheid, een onzorgvuldige en onevenwichtige belangenafweging en er ontbreekt bescherming van de bestaande situatie.
3. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage en zijn onderdeel van deze uitspraak.
4. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verweerder op goede gronden de omgevingsvergunning heeft verleend aan vergunninghouder. Voor zover de rechtbank beroepsgronden moet beoordelen die zich richten tegen het afwijken van het bestemmingsplan, toetst de rechtbank het bestreden besluit terughoudend. Het afwijken van het bestemmingsplan is een bevoegdheid van verweerder waarbij hij beleidsruimte heeft. De rechtbank moet in dat geval beoordelen of het besluit van verweerder redelijk is.
Ten aanzien van het bestemmingsplan
5. De rechtbank overweegt dat gronden gericht tegen het bestemmingsplan buiten beschouwing moeten blijven. Die gronden konden in de procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan aan de orde te komen en de procedure die eiser nu voert leent zich niet voor de behandeling ervan.
Ten aanzien van het afwijken van het bestemmingsplan en de belangen van eiser
6. Ten aanzien van de beroepsgronden die inhouden dat de omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan, het voorbijgaan aan het bedrijfs- en privacybelang van eiser en het feit dat er twee wooneenheden op één perceel zijn gesitueerd, overweegt de rechtbank dat de gronden zich richten tegen het (tijdelijk) gebruik van het bijgebouw als zelfstandige woning en de situering hiervan buiten het bouwvlak. Verweerder heeft dit gebruik getoetst aan bijlage II bij het Bor en het Bpsg. Niet is gebleken van onevenredige gevolgen voor (niet nader aangeduide) bedrijfs- of privacybelangen. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden wat eiser bedoelt met zijn stellingen over planologisch gebruik, vergunningsvrij bouwen en de bescherming van bestaande belangen. Bij gebrek aan een verdere toelichting of onderbouwing van deze beroepsgronden en in het licht van de tijdelijke karakter van het strijdig gebruik, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot (tijdelijke) afwijking van het bestemmingsplan.
De afstand tot de perceelsgrens
7. De rechtbank is niet gebleken dat de afstand tot de perceelsgrens van zowel het bijgebouw als de woning niet voldoet aan de regels in het bestemmingsplan.
Ten aanzien van (niet-uitgevoerde) onderzoeken
8. Ten aanzien van milieuhinder, uitvoerbaarheid en verkeerseffecten, overweegt de rechtbank dat deze aspecten niet behoefden te worden getoetst in het kader van deze omgevingsvergunningprocedure. Ook behoefde niet te worden onderzocht wat de best beschikbare technieken waren in relatie tot de voorgenomen activiteiten. Artikel 2.1, eerste lid en onder e, van de Wabo, is niet van toepassing.
9. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat uit niets blijkt dat het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit 2012. Verweerder heeft een aannemelijkheidstoets uitgevoerd. Volgens verweerder is hieruit niet gebleken dat het bouwplan niet voldoet aan het Bouwbesluit 2012, waarbij overigens is opgemerkt dat het voldoen aan het Bouwbesluit 2012 een verantwoordelijkheid is van vergunninghouder. De rechtbank overweegt dat op grond van het bepaalde in artikel 2.10, eerste lid en onder a, van de Wabo, in combinatie met artikel 2 van de Woningwet, het uitvoeren van een aannemelijkheidstoets in beginsel voldoende is. Aannemelijk moet zijn dat aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 is voldaan, hetgeen verweerder op basis van de gegevens uit de aanvraag onbetwist heeft vastgesteld. Voor zover de omgevingsvergunning betrekking heeft op met het bestemmingsplan strijdig gebruik hoeft niet te worden getoetst aan het Bouwbesluit.
10. Uit het dossier blijkt voorts dat een bouwveiligheidsplan en een bouwplaatsinrichting zijn overgelegd door vergunninghouder. Eiser kan daarom niet worden gevolgd in zijn stelling dat deze stukken ontbreken.
Strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur?
11. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van het beroepschrift en de overige gedingstukken niet worden vastgesteld dat sprake is van één van de door eiser genoemde beginselen van behoorlijk bestuur. Het beroep op deze beginselen slaagt niet.
12. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat geen van de beroepsgronden slaagt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden de omgevingsvergunning verleend en in redelijkheid kunnen besluiten het tijdelijk van het bestemmingsplan afwijkende gebruik toe te staan.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.