ECLI:NL:RBZWB:2021:2153
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening Ziektewetuitkering en niet-ontvankelijkheid van het verzoek
Op 23 april 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de Ziektewetuitkering van de verzoeker. De verzoeker had op 16 februari 2021 een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter, nadat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op 10 februari 2021 had besloten de uitbetaling van zijn Ziektewetuitkering per 8 februari 2021 te schorsen. Echter, op 23 februari 2021 heeft het UWV de schorsing opgeheven en de betaling van de uitkering hervat.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de procedure is vastgesteld dat de verzoeker het griffierecht van € 49,- niet heeft betaald, wat volgens artikel 8:82 in samenhang met 8:41 van de Awb leidt tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek, tenzij het niet betalen van het griffierecht niet aan de verzoeker kan worden toegerekend. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die het niet betalen van het griffierecht kunnen rechtvaardigen.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de verzoeker geen procesbelang meer heeft, aangezien de schorsing van de Ziektewetuitkering inmiddels is opgeheven en de uitbetaling is hervat. Hierdoor is het verzoek kennelijk niet ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.