ECLI:NL:RBZWB:2021:2146
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit inzake WIA-uitkering
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 23 oktober 2018, dat betrekking had op de toekenning van een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Na een wijziging van het bestreden besluit op 24 februari 2021, heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten. Het UWV heeft aangegeven zich te conformeren aan het oordeel van de rechtbank over de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om het UWV te veroordelen in de kosten die verzoekster heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep.
De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster vast op een totaalbedrag van € 4.430,36, inclusief kosten voor een deskundigenrapport en rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, en is openbaar gemaakt op 30 april 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.