OverwegingenFeiten en omstandigheden
1. Eiser is een 41-jarige man die werkzaam is geweest als gastheer/beveiliger voor 40 uur per week. Op 14 september 2016 meldde hij zich arbeidsongeschikt voor dit werk vanwege psychische klachten en nekschouderklachten (rechts). Eiser heeft op 31 mei 2018 een aanvraag ingediend om een WIA-uitkering. In de bestreden besluitvorming is bepaald dat hij met ingang van 12 september 2018 geen recht heeft op een dergelijke uitkering.
Standpunt eiser
2. Eiser stelt, kort samengevat, dat het UWV zijn beperkingen heeft onderschat. Wat hij aanvoert wordt – voor zover relevant – in het hiernavolgende besproken.
3. In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Ingevolge artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer. Van belang is dan ook of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de WIA wordt de beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
Het medisch onderzoek van het UWV voorafgaand aan het bestreden besluit
4. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is verricht door een arts en een bezwaarverzekeringsarts van het UWV.
Arts [naam arts] heeft eiser gezien op het spreekuur van 4 juli 2018, waar psychisch en lichamelijk onderzoek is verricht. De UWV-arts rapporteert dat eiser vanwege medische klachten is aangewezen op eenvoudige routinematige werkzaamheden zonder wisselende uitvoeringsomstandigheden of taakinhoud. Hij moet situaties met hoge werkdruk vermijden. Omdat eiser een onconventionele manier van uiten heeft, kan hij anderen in verwarring brengen. De omgang met conflicten wordt daarom afgeraden en eiser is aangewezen op werkzaamheden met een eigen afgebakende deeltaak. Met betrekking tot andere medische klachten is eiser aangewezen op licht fysieke arbeid waarbij hij zijn houding kan afwisselen. Verder kan eiser niet frequent en zwaar tillen, en boven schouderhoogte tillen (rechts). Eiser heeft verder problemen aan de handen waardoor hij niet langdurig, hoogfrequent of met veel kracht kan knijpen en grijpen. Een urenbeperking is niet aan de orde conform de criteria van de standaard. Eiser is wel aangewezen op een goede dag-nachtstructuur, waardoor nacht- en ploegendiensten niet geschikt zijn. Zijn beperkingen en belastbaarheid zijn door de UWV-arts neergelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 13 september 2018.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd. Ook is eiser gezien op de hoorzitting van 19 maart 2019. Ook werd medische informatie bestudeerd die werd ingebracht in de bezwaarfase, in de vorm van een behandelplan GGZ Breburg van 9 oktober 2018. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat het onderzoek van de primaire arts zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Uit het Behandelplan GGZ Breburg van 9 oktober 2018 komen geen nieuwe medische feiten naar voren voor wat betreft de aard en ernst van de medische grondslag. Wel ziet de bezwaarverzekeringsarts in de voorliggende medische informatie aanleiding om de medische grondslag onjuist te achten. Volgens hem ligt de grondslag in een bipolaire stoornis, het carpale tunnelsyndroom en het cervicobrachiaalsyndroom op basis van een paramediane HNP met compressie C6.
Op basis van deze grondslag worden aanvullende beperkingen vastgesteld, die zijn opgenomen in een FML van 29 mei 2019.
Het arbeidskundige onderzoek van het UWV voorafgaand aan het bestreden besluit
5. Het arbeidskundige onderzoek is verricht door een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige b&b van het UWV. Rekening houdend met de FML van 29 mei 2019 heeft de arbeidsdeskundige b&b eiser geschikt geacht voor de functies van Wikkelaar (nieuw en revisie) (Sbc-code 267053), Administratief medewerker (document scannen) (Sbc-code 315133) en Controleur, tester elektrotechnische apparatuur (Sbc-code 267060). Eisers mate van arbeidsongeschiktheid is door de arbeidsdeskundige b&b op basis van de in bezwaar gehanteerde functies vastgesteld op 2,6%.
Wijziging onderbouwing standpunt UWV in beroep
6. Eiser heeft zijn standpunt in zijn beroepschrift van 18 februari 2020 onderbouwd door te wijzen op een testrapport van eisers GZ-psycholoog van 11 juli 2019 en een brief van eisers bedrijfsarts van 20 juni 2019. In een verweerschrift van 5 maart 2020 heeft het UWV geconcludeerd dat de informatie van eisers psycholoog aanleiding geeft om de medische grondslag van eisers beperkingen te wijzigen, onder verwijzing naar aanvullende rapporten van de verzekeringsarts b&b van 28 februari 2020 en de arbeidsdeskundige b&b van 5 maart 2020. Omdat het UWV de onderbouwing van zijn standpunt heeft gewijzigd, moet worden geconcludeerd dat het bestreden besluit niet met de daarbij vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Eisers beroep wordt daarom gegrond verklaard. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen. In het navolgende zal worden beoordeeld of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven.
Weergave gewijzigde motivering UWV in beroep
7. Volgens het rapport van de verzekeringsarts b&b van 28 februari 2020 geeft de informatie van eisers psycholoog aanleiding om de medische grondslag van eisers beperkingen te wijzigen in een dwangmatige en paranoïde persoonlijkheidsstoornis, een bipolaire stoornis, het carpale tunnelsyndroom en het cervicobrachiaalsyndroom op basis van een paramediane HNP met compressie C6. De verzekeringsarts b&b heeft aanvullende beperkingen aangenomen op de belastbaarheidsaspecten 1.5.5 (anderszins beperkt: eiser is gericht op absolute naleving van normen zodat hij niet geschikt is voor projectmatig werken omdat er de kans bestaat dat dit niet voltooid wordt. Eiser kan zich verliezen in regels, details en schema’s), 1.6.8 (eiser doet zelf geen tijdige beroep op anderen wanneer de situatie dat gebiedt: is koppig en stug, vindt dat anderen er een rommeltje van maken, 2.11 (overige beperkingen in sociaal functioneren: eiser neemt anderen niet in vertrouwen en houdt afstand, spreekt anderen ongevraagd aan als normen en regels niet worden nagekomen), 2.12.1 en 2.12.2 (eiser is aangewezen op werk zonder veelvuldig contact met klanten, patiënten of hulpbehoevenden), 2.12.4 (eiser is aangewezen op werk waarin meestal geen direct contact met collega’s vereist is). Volgens de verzekeringsarts b&b is reeds voldoende rekening gehouden met de fysieke beperkingen, mede omdat eiser geen aanvullende stukken inbrengt die doen twijfelen aan de grondslag of de aangenomen beperkingen. In een aanvullend rapport van 5 maart 2020 heeft de arbeidsdeskundige b&b naar aanleiding van de gewijzigd vastgestelde belastbaarheid enkel de als reservefunctie geduide functie van medewerker bloemkwekerij (Sbc-code 111010) laten vervallen. Eisers mate van arbeidsongeschiktheid is hierdoor echter niet gewijzigd.
Ter zitting geformuleerde beroepsgronden
8. Eiser heeft ter zitting tegen de nadere motivering van het UWV aangevoerd dat ten onrechte geen beperking is aangenomen op belastbaarheidsaspect 1.5.4 in verband met zijn perfectionisme. Hij stelt verder dat hij gezien zijn beperking op aspect 2.12.4 geen contacten met collega’s kan onderhouden. Eiser voert verder aan dat de verzekeringsarts b&b duidelijk een koppeling maakt tussen zijn koppige en stugge gedrag en het niet tijdig een beroep doen op anderen wanneer de situatie daarom vraagt. Volgens hem stelt de arbeidsdeskundige b&b daarom ten onrechte dat zijn gedrag het werk niet in de weg staat, omdat in de geduide functies slechts in beperkte mate functioneel contact met collega’s voorkomt. Het probleem is volgens eiser juist dat hij geen contact opneemt met collega’s als dat nodig is. Verder is volgens hem ten onrechte geen nieuwe 'Resultaat functiebeoordeling' overgelegd.
Aanvullende motivering UWV naar aanleiding van eisers beroepsgronden ter zitting
9. Het UWV heeft op eisers ter zitting geformuleerde beroepsgronden gereageerd middels een aanvullend rapport van de verzekeringsarts b&b van 4 mei 2020 en de arbeidsdeskundige b&b van 11 mei 2020. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat de primaire verzekeringsarts heeft gesteld dat sprake moet zijn van licht fysieke arbeid waarbij eiser van houding moet kunnen wisselen, maar dat dit ten onrechte niet is opgenomen in de FML. Met betrekking tot eisers perfectionisme overweegt de verzekeringsarts b&b dat de door de psycholoog aangegeven beperking breder/anders is dan 1.5.4, en dat hij eisers beperking daarom onder belastbaarheidsaspect 1.5.5 heeft ondergebracht. Essentieel is volgens hem dat de beperking wordt teruggevonden in de FML. Eiser wordt gevolgd in wat hij aanvoert over belastbaarheidsaspect 2.12.4, maar niet in zijn interpretatie van wat de psycholoog heeft aangegeven met betrekking tot belastbaarheidsaspect 1.6 (zelfstandig handelen). De psycholoog heeft enkel gesteld:
cliënt legt de lat hoog voor zichzelf en anderen en kan daarin erg koppig volharden.
Het leidt tot conflicten. De verzekeringsarts b&b heeft de aangepaste belastbaarheid vervat in een FML van 4 mei 2020.
10. De arbeidsdeskundige b&b heeft in zijn rapport van 11 mei 2020 geconcludeerd dat, ook als wordt uitgegaan van de FML van 4 mei 2020, de eerder geduide functies nog steeds passend zijn. Met betrekking tot eisers stelling dat ten onrechte geen nieuwe resultaat functiebeoordeling is overgelegd overweegt de arbeidsdeskundige b&b dat hierin geen onzorgvuldigheid schuilt, nu doorslaggevend is dat de functieselectie kenbaar en inzichtelijk is en dragend wordt gemotiveerd. Daarvan is volgens hem sprake, nu naar aanleiding van de aangepaste FML is toegelicht waarom bij de corresponderende beoordelingspunten geen sprake is van overbelasting. Tot slot wijst de arbeidsdeskundige erop dat de CBBS-uitdraai als gehanteerde selectiedatum 12 september 2018 vermeldt, zijnde de peildatum in deze zaak. Hieruit volgt dat de geselecteerde functies op dat moment gegarandeerd actueel waren.
Beoordeling aanvullende motivering UWV in beroep
11. Naar het oordeel van de rechtbank is met de ingebrachte aanvullende rapporten van de verzekeringsarts b&b en arbeidsdeskundige b&b op steekhoudende wijze onderbouwd waarom de door eiser in beroep ingebrachte medische informatie, en wat hij heeft aangevoerd tegen de gewijzigde motivering van het UWV, geen aanleiding geeft om te concluderen dat het UWV ten onrechte is uitgegaan van een mate van arbeidsongeschikt-heid van 2,6%.
12. Eisers stelling in zijn brief van 1 juli 2020 dat ook een beperking had moeten worden opgenomen bij aspect 1.5.4 (beëindigt de activiteiten niet als het gestelde doel bereikt is, of niet bereikt kan worden) slaagt niet. De psycholoog heeft op pagina 5 van het testrapport van 11 juli 2019 bij het criterium
"Toont een perfectionisme dat interfereert met het voltooien van taken (is bijvoorbeeld niet in staat om een project af te ronden omdat niet wordt voldaan aan zijn of haar strikte normen)"het volgende opgemerkt:
"Cliënt wil dingen goed doen. Hij zet soms dingen even weg (geen zin of nog niet de juiste middelen) zoals met dingen repareren omdat hij het wel op een degelijke manier wil doen. Hij heeft de behoefte om het gewoon goed te doen. Neemt vaak teveel tijd in beslag (bijv. in zijn werk bij [naam bedrijf] ). Hij gaat ook vaak een project niet aan". Gelet op deze bewoordingen stelt de verzekeringsarts b&b terecht dat de door de psycholoog aangegeven beperking niet (ook) hoeft te worden ondergebracht bij belastingaspect 1.5.4. Bovenstaande bewoordingen zijn naar het oordeel van de rechtbank ook op correcte wijze verwerkt in de toelichting bij belastingaspect 1.5.5 in de FML van 28 februari 2020.
13. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat de arbeidsdeskundige b&b met betrekking tot belastbaarheidsaspect 2.12.4 ten onrechte volstaat met de opmerking dat in de geduide functies geen sprake is van een kenmerkende belasting met betrekking tot samenwerken, dat de noodzaak van direct collegiaal contact met collega’s in de functies niet is vereist en dat niet kan worden gesteld dat eiser niet in de nabijheid van anderen kan werken omdat een dergelijke belemmering niet is aangegeven. De arbeidsdeskundige b&b heeft in het rapport van 11 mei 2020 een steekhoudende en op elke geduide functie toegesneden onderbouwing gegeven met betrekking tot item 2.12.4. Anders dan zoals gesteld door eiser, heeft de arbeidsdeskundige b&b zich blijkens deze onderbouwing een eigen beeld gevormd van de aard en intensiteit van het contact met collega’s in de geduide functies. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat de arbeidsdeskundige b&b er ten onrechte geen rekening mee houdt dat het bij item 2.12.4 mede gaat om de sociale contacten met collega’s buiten het functionele contact. Eiser is niet beperkt geacht voor
elkevorm van contact (waaronder sociaal contact) met collega’s, en een dergelijke vergaande beperking is ook niet geobjectiveerd met de overgelegde medische informatie. Anders dan eiser stelt, was de arbeidsdeskundige b&b ook niet gehouden om overleg te voeren met een verzekeringsarts op dit punt. Een dergelijke plicht vloeit in ieder geval niet voort uit de door hem aangehaalde passages in het CBBS.
14. Eiser wordt ook niet gevolgd in zijn stelling dat hij geen contact opneemt met collega’s wanneer dat zou moeten. In de aanvullende rapporten van de arbeidsdeskundige b&b van 5 maart 2020 en 1 september 2020 wordt op steekhoudende wijze gemotiveerd dat eiser zijn werkopdrachten min of meer eigenstandig afwerkt, waarbij een beroep moeten doen op een collega in principe niet voorkomt. In de functies komt ook geen rechtstreeks contact voor met klanten, patiënten of hulpbehoevenden. Deze motivering is ook niet meer gemotiveerd betwist in eisers brief van 13 november 2020.
15. Eisers stelling dat een nieuwe uitdraai van de Resultaat functiebeoordeling had moeten worden ingebracht wegens de nieuw aangenomen beperkingen, slaagt niet. De arbeidsdeskundige b&b heeft in dit verband terecht opgemerkt dat de CBBS-uitdraai als gehanteerde selectiedatum 12 september 2018 vermeldt, zijnde de peildatum in deze zaak. Het gaat er verder om dat de functieselectie kenbaar en inzichtelijk plaatsvindt, en dat deze dragend wordt gemotiveerd. Daarvan is in dit geval sprake, nu naar aanleiding van de bijgestelde items in de FML is toegelicht waarom bij de betreffende items in eisers geval geen sprake is van overbelasting. Dit geldt ook voor het door eiser genoemde item 1.5.5.
16. Gezien het voorgaande ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat hij de werkzaamheden behorende bij de geduide functies, gelet op de vastgestelde belastbaarheid, niet zou kunnen verrichten. Het UWV heeft de drie geduide functies aan de schatting ten grondslag kunnen leggen. Op basis van de inkomsten die eiser daarmee zou kunnen verwerven, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 2,6%. Nu eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding om die conclusie onjuist te achten. De rechtbank is daarom van oordeel dat het UWV eiser terecht niet in aanmerking heeft gebracht voor een WIA-uitkering met ingang van 12 september 2018. Gelet hierop bestaat aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht in stand te laten.
17. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het UWV aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
18. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting van de rechtbank, met een waarde per punt van € 534,- en wegingsfactor 1).