ECLI:NL:RBZWB:2021:2071
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake omgevingsvergunning voor lichtmasten en de gevolgen voor de omgeving
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, dat op 25 februari 2019 een omgevingsvergunning heeft verleend voor het vervangen van lichtmasten op een locatie in Breda. Eiser, eigenaar van een nabijgelegen woning, betwist de hoogte van de lichtmasten, die 10 meter bedraagt, en stelt dat deze te hoog zijn en schade veroorzaken door lichthinder. Eiser heeft ook aangevoerd dat het college geen onderzoek heeft gedaan naar de effecten van de lichtmasten op de natuur in de omgeving.
De rechtbank heeft op 15 maart 2021 een zitting gehouden waarbij eiser en zijn vertegenwoordigers aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het college en de derde partij die de vergunning heeft aangevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de derde partij een vergunning heeft aangevraagd voor lichtmasten met een hoogte van 10 meter, en dat het college op deze aanvraag diende te beslissen. Eiser heeft zijn bezwaren tegen de vergunning geuit, maar de rechtbank oordeelt dat het college de belangen van eiser niet voldoende heeft meegewogen bij de eerdere besluitvorming.
De rechtbank heeft het college opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van eiser in acht moeten worden genomen. In het thans bestreden besluit heeft het college voorschriften verbonden aan de omgevingsvergunning, maar eiser heeft opnieuw beroep ingesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is, omdat het college de vergunning heeft aangepast en er geen sprake is van een onrechtmatig besluit. Eiser kan eventueel planschade aanvragen als hij meent dat zijn eigendom in waarde is gedaald door de vergunning.
De rechtbank heeft de zaak op 26 april 2021 behandeld en de uitspraak is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.