Op 22 april 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker bezwaar maakte tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Tholen om zijn woning voor drie maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoeker, die samen met zijn twee zonen en schoondochter in de woning woont, heeft aangevoerd dat hij geen weet had van de aanwezigheid van drugs in de woning. De burgemeester had op basis van een politieonderzoek, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid drugs was aangetroffen, besloten tot sluiting van de woning. Tijdens de zitting op 8 april 2021 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, waarbij hij benadrukte dat er geen overlast was en dat de woning niet als drugspand bekend stond. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen, waaronder de psychische gesteldheid van verzoeker en de gevolgen van de sluiting voor hem. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester in dit geval niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot sluiting, gezien de beperkte noodzaak en de bijzondere omstandigheden van verzoeker. Het verzoek om voorlopige voorziening werd toegewezen, en het bestreden besluit werd geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.