ECLI:NL:RBZWB:2021:2048
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering tegemoetkoming op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling voor flexibele arbeidskrachten (Tofa)
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam als oproepkracht, en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling voor flexibele arbeidskrachten (Tofa), welke aanvraag door de minister was afgewezen. De minister weigerde de tegemoetkoming in het primaire besluit van 13 juli 2020, en verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond in het bestreden besluit van 22 september 2020. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 22 april 2021 is eiseres verschenen, terwijl de minister zich had afgemeld. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de behandeling ter zitting beoordeeld. Eiseres stelde dat haar SV-loon in april 2020 slechts € 27,-- hoger was dan de voorwaarde die in de Tofa is gesteld, en dat zij in april 2020 minder dan 50% van haar loon had gewerkt ten opzichte van februari 2020. Eiseres deed ook een beroep op de hardheidsclausule.
De minister daarentegen stelde dat de beoordeling van het SV-loon gebaseerd is op de inkomensgegevens uit de polisadministratie, en dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarde van 50% loonverlies. De rechtbank oordeelde dat de Tofa strikt aansluit bij de inkomensgegevens uit de polisadministratie en dat de wetgever geen hardheidsclausule heeft opgenomen. Hierdoor kon de rechtbank geen rekening houden met bijzondere omstandigheden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees partijen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.