In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2021, werd het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering ongegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen, dat zijn recht op bijstand over de periode van 10 september 2019 tot 1 december 2019 had herzien en ingetrokken. Het college stelde dat eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden door het college niet op de hoogte te houden van zijn woonsituatie. Eiser had verklaard dat hij in die periode voornamelijk in [plaatsnaam 1] verbleef, maar de rechtbank oordeelde dat het college terecht had geconcludeerd dat eiser feitelijk niet op het uitkeringsadres woonde. De rechtbank baseerde haar oordeel op verklaringen van eiser, bankafschriften en gegevens over het verbruik van water, gas en elektra. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij recht had op bijstand, en de rechtbank oordeelde dat het college verplicht was om de bijstandsuitkering in te trekken. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de schending van de inlichtingenplicht zouden rechtvaardigen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.