ECLI:NL:RBZWB:2021:2040

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8615
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke bijstandszaak

In deze zaak heeft verzoeker op 1 mei 2019 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 19 augustus 2020, waarin de aanvraag voor een bijstandsuitkering vanaf 30 september 2019 werd afgewezen, en heeft eerder beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn recht op bijstandsuitkering per 1 april 2019. De rechtbank heeft op 30 oktober 2020 in die eerdere procedure geoordeeld dat de intrekking van de uitkering niet kon standhouden, waardoor het recht op bijstandsuitkering per 1 april 2019 werd hervat.

Nadat het college had gecommuniceerd dat er geen procesbelang meer zou zijn in het huidige beroep, heeft de gemachtigde van verzoeker het beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Awb het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In deze zaak is echter vastgesteld dat het college niet tegemoet is gekomen aan verzoeker, aangezien de eerdere uitspraak van de rechtbank de situatie niet heeft veranderd. De rechtbank concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van proceskosten en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8615 PW
uitspraak van 23 april 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. S. Gomez Espinosa,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft per 1 mei 2019 bij het college een aanvraag voor een bijstandsuitkering voor de noodzakelijke kosten van levensonderhoud ingediend.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 19 augustus 2020 (bestreden besluit) van het college inzake de toekenning van een bijstandsuitkering voor de noodzakelijke kosten van levensonderhoud vanaf 30 september 2019 en afwijzing van de aanvraag voor zover dit ziet op een gevraagde eerdere ingangsdatum van de uitkering.
Verzoeker had op 6 januari 2020 eerder beroep ingesteld inzake de intrekking van zijn recht op een bijstandsuitkering per 1 april 2019. Die beroepsprocedure is bij deze rechtbank bekend onder zaaknummer BRE 20/57 PW.
Bij brief van 21 januari 2021 heeft het college bericht dat deze rechtbank op 30 oktober 2020 uitspraak heeft gedaan in de beroepsprocedure met zaaknummer BRE 20/57 PW. Geoordeeld is dat de intrekking per 1 april 2019 geen stand kan houden. Het recht op uitkering van verzoeker is per 1 april 2019 hervat en is betaalbaar gesteld. Het college is daarmee van mening dat er geen sprake meer is van procesbelang in dit beroep.
Vervolgens heeft de gemachtigde van verzoeker het beroep ingetrokken met het verzoek het college te veroordelen in de proceskosten in bezwaar en beroep. Volgens gemachtigde zijn de besluiten van 27 november 2019 (primair besluit) en 19 augustus 2020 als het ware ‘ingehaald’ en houden zij geen stand meer. Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. De vraag die beantwoord moet worden, is of het college in dit beroep tegemoet is gekomen aan verzoeker. In de onderhavige zaak is het procesbelang vervallen omdat deze rechtbank op 30 oktober 2020 een uitspraak heeft gedaan in een ingediend beroep van verzoeker tegen het besluit op bezwaar van 3 december 2019 van het college met het zaaknummer 20/57 PW. In die procedure heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard waarmee het recht op de bijstandsuitkering van verzoeker niet langer is ingetrokken en onverminderd doorloopt met ingang van 1 april 2019. Van een tegemoetkoming door het college aan de bezwaren en het beroep van verzoeker in deze procedure is geen sprake. Het college heeft namelijk het in deze zaak ingenomen standpunt niet verlaten. Dat door de uitspraak van deze rechtbank van 30 oktober 2020 het recht op een bijstandsuitkering per 1 april 2019 weer is hervat en betaalbaar is gesteld, maakt dit niet anders.
3. Hieruit volgt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor vergoeding van gemaakte proceskosten. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar en beroep zal dan ook worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier, op 23 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.