4.3.Verzekeringsarts b&b G. Sprenkels heeft eiser gezien op een hoorzitting op 3 januari 2020. Er zijn verschillende stukken betrokken in de beoordeling. Het gaat om een beschrijving van eiser door [naam ondersteuningsbureau] van 9 september 2019, een indicatierapport Wmo, een ondersteuningsplan, het rapport van praktijk [naam praktijk] van 18 februari 2019, e-mails van loopbaancoach [naam senior loopbaancoach] van 31 januari 2020 en mevrouw [naam contactpersoon ondersteuningsbureau] van [naam ondersteuningsbureau] van 28 januari 2020, en een beschikking van deze rechtbank van 6 november 2015 waarbij eiser onder bewind is gesteld. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat in de bezwaarfase geen nieuwe gezichtspunten naar voren zijn gekomen die aanleiding geven om de medische grondslag van het primaire besluit onjuist te achten. Op basis van de aanwezige stoornissen kan niet worden gesteld dat eiser op medische gronden geen benutbare mogelijkheden heeft. Eiser is niet opgenomen in een AWBZ-erkend ziekenhuis of instelling, is niet chronisch bedlegerig, niet ADL-afhankelijk en hij lijdt niet aan een kwaadaardige ziekte met slechte prognose op korte termijn. Ook functioneert hij psychisch niet dusdanig dat hij niet zelfredzaam is én op het niveau van zelfverzorging (micro-niveau), én op het niveau van samenlevingsverband (meso-niveau), én op het niveau van sociale contacten en/of werkrelaties (macro-niveau). Getoetst aan de Standaard Duurbelasting in Arbeid is er ook geen medische reden om een urenbeperking toe te kennen. Volgens de verzekeringsarts b&b is evident dat sprake is van een psychische kwetsbaarheid, maar hiermee is in de FML van 24 mei 2019 voldoende rekening gehouden. De verzekeringsarts b&b heeft deze FML niet aangepast.
Beoordeling medisch onderzoek van het UWV door de rechtbank
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medische onderzoek van het UWV op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. Beide verzekeringsartsen hebben eiser gezien, en zij hebben een groot aantal stukken over zijn belastbaarheid betrokken in hun beoordeling. Hiermee beschikten de verzekeringsartsen over voldoende inzicht in eisers medische situatie. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt ook dat zij op de hoogte waren van eisers beperkingen, waaronder zijn lichte verstandelijke beperking en zijn gehoorproblemen. Deze hebben zij ook kenbaar betrokken in hun beoordelingen. Verder is de uitkomst van het medisch onderzoek voldoende onderbouwd.
Geen benutbare mogelijkheden?
6. Niet in geschil is dat eiser niet is opgenomen in een AWBZ-erkend ziekenhuis of instelling, niet chronisch bedlegerig is, niet ADL-afhankelijk is en niet lijdt aan een kwaadaardige ziekte met een slechte prognose op korte termijn. Partijen zijn enkel verdeeld over de vraag of eiser psychisch dusdanig disfunctioneert dat hij niet zelfredzaam is én op het niveau van zelfverzorging, én op het niveau van samenlevingsverband, én op het niveau van sociale contacten en/of werkrelaties. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen op basis van de voor hen beschikbare stukken mogen concluderen dat eiser niet op alle genoemde gebieden niet zelfredzaam is. Daarbij is van belang dat eiser door praktijk [naam praktijk] enkel niet zelfredzaam is geacht bij de aspecten
cognitief functionerenen
financiële situatie. Uit het rapport van deze praktijk kan in ieder geval niet worden afgeleid dat eiser niet of beperkt zelfredzaam is op micro-niveau, gezien ook wat er is opgenomen onder de kopjes
lichamelijk functioneren, huishoudenen
ADL-vaardigheden.
7. Wat eiser aanvoert geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie van het UWV dat sprake is van benutbare mogelijkheden. Zijn enkele stelling dat hij zonder begeleiding van [naam ondersteuningsbureau] stabiliteit en rust verliest in zijn leven, en dat in de rapportage van praktijk [naam praktijk] wordt gesproken over een licht verstandelijke beperking, maakt niet dat is voldaan aan de strenge criteria voor het afwezig achten van benutbare mogelijkheden. Eisers stelling dat hij door het UWV desgevraagd van 3 februari 2020 tot en met 3 april 2020 is ontheven van de sollicitatieplicht slaagt evenmin. De adviseur werk die de ontheffing heeft verleend is geen arts, en bij de ontheffing is niet getoetst aan de bepalingen van de WIA. Aan het besluit van het college van burgemeester en wethouders van [plaatsnaam] van 15 mei 2020 komt ook geen doorslaggevende betekenis toe, nu de daarin vervatte vrijstelling is verleend in het kader van de Participatiewet. Ook is onduidelijk op basis van welk onderzoek de vrijstelling is verleend, en of een arts daarbij was betrokken.
De brief van de gemeente [plaatsnaam] van 28 juli 2020 met een ondersteuningsplan en het 'Uniform Leveringsplan Begeleiding' geven ook geen aanleiding om uit te gaan van GBM, nu uit deze stukken in ieder geval niet blijkt dat eiser niet in staat is tot zelfverzorging. Bovendien zijn deze stukken minder van belang omdat het niet gaat om (medische) informatie die afkomstig is van eisers begeleiders. Het gaat om stukken waarbij in het kader van de uitvoering van de Wmo consequenties zijn verbonden aan eisers gesteldheid en belastbaarheid, terwijl in deze procedure een WIA-beoordeling centraal staat.
Het beeld van eiser in het verslag van loopbaanbegeleidster [naam loopbaanbegeleidster ondersteuningsbureau] van [naam ondersteuningsbureau] van 4 november 2020, het evaluatieformulier van [naam ondersteuningsbureau] van 16 november 2020, en de vragenlijst ten behoeve van een Zorgplan van 16 november 2020 komt overeen met het beeld van eiser in de stukken die de verzekeringsartsen hebben betrokken in hun beoordeling. Ook uit deze stukken blijkt – in ieder geval – niet dat eiser niet zelfredzaam is op micro-niveau. In dit verband wijst de rechtbank op pagina 3 van de vragenlijst, waarin is opgenomen dat eiser aandacht heeft voor zijn persoonlijke verzorging, een verzorgde indruk maakt en dat er geen hulpvraag is op het gebied van algemeen dagelijkse levensbehoefte. De ter zitting geponeerde stelling dat eiser enkel zelfredzaam is op micro- en mesoniveau als sprake is van intensieve begeleiding is invoelbaar, maar geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de theoretische beoordeling zoals verricht door het UWV.
Beperkingen in verband met eisers lichte verstandelijke beperking
8.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat ook geen aanleiding voor de conclusie dat het UWV – los van de discussie over GBM – te geringe beperkingen heeft aangenomen in verband met eisers lichte verstandelijke beperking. In de FML zijn beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, en wat eiser aanvoert geeft geen aanleiding voor de conclusie dat deze niet ver genoeg gaan. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de omstandigheid dat de artsen van het UWV de door eiser ervaren beperkingen op een andere manier hebben gewogen dan zoals hij die ervaart, niet betekent dat hun oordeel onzorgvuldig of onjuist is. De subjectieve beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak immers niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij eiser zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de medisch te objectiveren beperkingen.
Het arbeidsdeskundige onderzoek van het UWV
9. Het arbeidsdeskundige onderzoek van het UWV is verricht door een arbeidsdeskundige. Hij heeft de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van eisers mate van arbeidsongeschiktheid: Machinebediende kunststofverwerkende industrie (Sbc-code 271092), Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180) en Assemblage medewerker electrotechnische producten (Sbc-code 267041). De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat deze functies in medisch opzicht niet passend zijn voor eiser. Deze functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van zijn mate van arbeidsongeschiktheid.
Mate van arbeidsongeschiktheid
10. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 30,65%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, kan worden uitgegaan van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV terecht bepaald dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering per 2 juli 2019.
11. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.