ECLI:NL:RBZWB:2021:20

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 januari 2021
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6251
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en benutbare mogelijkheden

Op 5 januari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het UWV, waarbij de eiser een WIA-uitkering had aangevraagd. Het UWV had in een primair besluit van 11 juli 2019 geweigerd om de uitkering toe te kennen, omdat de eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd in een bestreden besluit van 27 maart 2020 bevestigd, waarop de eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 2 december 2020 werd de eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. F.H.M. van Oorschot, terwijl het UWV werd vertegenwoordigd door mr. M. Reitsma.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de medische situatie van de eiser, die eerder als kok had gewerkt en met gehoorproblemen te maken had. De eiser stelde dat hij geen benutbare mogelijkheden had en dat zijn WIA-aanvraag ten onrechte was afgewezen. De rechtbank beoordeelde de medische onderzoeken die door het UWV waren uitgevoerd, waarbij twee verzekeringsartsen betrokken waren. De rechtbank concludeerde dat het UWV op zorgvuldige wijze had gehandeld en dat de medische beoordeling voldoende onderbouwd was.

De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldeed aan de criteria voor het ontbreken van benutbare mogelijkheden en dat de door het UWV vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 30,65% correct was. Aangezien de eiser niet voldeed aan de vereiste 35% arbeidsongeschiktheid voor een WIA-uitkering, werd het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6251 WIA

uitspraak van 5 januari 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. F.H.M. van Oorschot,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 11 juli 2019 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd om aan eiser een uitkering toe te kennen op grond van Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met ingang van 2 juli 2019, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is geacht.
In het besluit van 27 maart 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 2 december 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV werd vertegenwoordigd door mr. M. Reitsma.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

1.
Eiser is een 48-jarige man, die werkzaam is geweest als kok voor gemiddeld 35,86 uur per week. Nadat hij werkloos werd ontving hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Op 6 oktober 2015 is hij vanuit de WW uitgevallen met gehoorproblemen, waarna aan hem een uitkering werd toegekend op grond van de Ziektewet (ZW).
Eisers ZW-uitkering is beëindigd na een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB). Op 4 juli 2017 meldde eiser zich opnieuw ziek vanuit een WW-uitkering. Op 19 maart 2019 diende hij een aanvraag in voor een WIA-uitkering.
In het primaire besluit heeft het UWV geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen met ingang van 2 juli 2019, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is geacht.
In het bestreden besluit heeft het UWV eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Standpunt eiser
2. Volgens eiser is zijn WIA-aanvraag ten onrechte afgewezen, omdat hij geen benutbare mogelijkheden (GBM) heeft. Hij wijst daarbij op een e-mail van senior loopbaancoach [naam senior loopbaancoach] van 31 januari 2020 en een beschrijving van zijn persoon door de [naam ondersteuningsbureau] van 9 september 2019. Volgens eiser verliest hij zonder begeleiding van [naam ondersteuningsbureau] stabiliteit en rust in zijn leven. Hij wijst erop dat in een rapport van praktijk [naam praktijk] van 18 februari 2019 wordt gesproken over een licht verstandelijke beperking die een weerslag heeft op de zelfredzaamheid. Eiser voert verder aan dat hij door het UWV desgevraagd is ontheven van de sollicitatieplicht over de periode van 3 februari 2020 tot en met 3 april 2020. Bij brief van 17 november 2020 heeft eiser een aantal aanvullende stukken ingebracht ter onderbouwing van zijn standpunt dat sprake is van GBM. Volgens eiser maakt zijn gebrekkige psychische en cognitieve functioneren dat hij minder dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
Relevante regelgeving
3. In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Ingevolge artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de WIA wordt de beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
In het Schattingsbesluit Arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) zijn regels gesteld over de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de WIA.
In artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit is bepaald dat benutbare mogelijkheden alleen dan niet aanwezig zijn indien:
- betrokkene is opgenomen in een ziekenhuis of aangewezen instelling;
- betrokkene bedlegerig is;
- betrokkene voor het uitvoeren van activiteiten van het dagelijks leven dermate afhankelijk is dat hij lichamelijk niet zelfredzaam is; of
- betrokkene als gevolg van een ernstige psychische stoornis in zijn zelfverzorging, in zijn directe samenlevingsverband alsook in zijn sociale contacten, waaronder zijn werkrelaties, niet of dermate minimaal functioneert dat hij psychisch niet zelfredzaam is.
Het medische onderzoek van het UWV
4.1.
Het medische onderzoek van het UWV is verricht door een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van het UWV.
4.2.
Verzekeringsarts C.A.M. Jonker heeft eiser gezien op het spreekuur van 12 april 2019. Ook werd in de beoordeling betrokken een rapport van psychologisch onderzoek van 18 februari 2019, dat werd verricht door praktijk [naam praktijk] . De verzekeringsarts rapporteert dat het medische beeld niet is veranderd ten opzichte van de eerdere beoordelingen van het UWV, waaronder de EZWB in 2016/2017. De eerder gestelde diagnose autisme wordt niet opnieuw bevestigd. Volgens de verzekeringsarts is sprake van een lichte verstandelijke beperking. Hij heeft eisers beperkingen nader uitgewerkt en vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 24 mei 2019.
4.3.
Verzekeringsarts b&b G. Sprenkels heeft eiser gezien op een hoorzitting op 3 januari 2020. Er zijn verschillende stukken betrokken in de beoordeling. Het gaat om een beschrijving van eiser door [naam ondersteuningsbureau] van 9 september 2019, een indicatierapport Wmo, een ondersteuningsplan, het rapport van praktijk [naam praktijk] van 18 februari 2019, e-mails van loopbaancoach [naam senior loopbaancoach] van 31 januari 2020 en mevrouw [naam contactpersoon ondersteuningsbureau] van [naam ondersteuningsbureau] van 28 januari 2020, en een beschikking van deze rechtbank van 6 november 2015 waarbij eiser onder bewind is gesteld. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat in de bezwaarfase geen nieuwe gezichtspunten naar voren zijn gekomen die aanleiding geven om de medische grondslag van het primaire besluit onjuist te achten. Op basis van de aanwezige stoornissen kan niet worden gesteld dat eiser op medische gronden geen benutbare mogelijkheden heeft. Eiser is niet opgenomen in een AWBZ-erkend ziekenhuis of instelling, is niet chronisch bedlegerig, niet ADL-afhankelijk en hij lijdt niet aan een kwaadaardige ziekte met slechte prognose op korte termijn. Ook functioneert hij psychisch niet dusdanig dat hij niet zelfredzaam is én op het niveau van zelfverzorging (micro-niveau), én op het niveau van samenlevingsverband (meso-niveau), én op het niveau van sociale contacten en/of werkrelaties (macro-niveau). Getoetst aan de Standaard Duurbelasting in Arbeid is er ook geen medische reden om een urenbeperking toe te kennen. Volgens de verzekeringsarts b&b is evident dat sprake is van een psychische kwetsbaarheid, maar hiermee is in de FML van 24 mei 2019 voldoende rekening gehouden. De verzekeringsarts b&b heeft deze FML niet aangepast.
Beoordeling medisch onderzoek van het UWV door de rechtbank
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medische onderzoek van het UWV op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. Beide verzekeringsartsen hebben eiser gezien, en zij hebben een groot aantal stukken over zijn belastbaarheid betrokken in hun beoordeling. Hiermee beschikten de verzekeringsartsen over voldoende inzicht in eisers medische situatie. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt ook dat zij op de hoogte waren van eisers beperkingen, waaronder zijn lichte verstandelijke beperking en zijn gehoorproblemen. Deze hebben zij ook kenbaar betrokken in hun beoordelingen. Verder is de uitkomst van het medisch onderzoek voldoende onderbouwd.
Geen benutbare mogelijkheden?
6. Niet in geschil is dat eiser niet is opgenomen in een AWBZ-erkend ziekenhuis of instelling, niet chronisch bedlegerig is, niet ADL-afhankelijk is en niet lijdt aan een kwaadaardige ziekte met een slechte prognose op korte termijn. Partijen zijn enkel verdeeld over de vraag of eiser psychisch dusdanig disfunctioneert dat hij niet zelfredzaam is én op het niveau van zelfverzorging, én op het niveau van samenlevingsverband, én op het niveau van sociale contacten en/of werkrelaties. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen op basis van de voor hen beschikbare stukken mogen concluderen dat eiser niet op alle genoemde gebieden niet zelfredzaam is. Daarbij is van belang dat eiser door praktijk [naam praktijk] enkel niet zelfredzaam is geacht bij de aspecten
cognitief functionerenen
financiële situatie. Uit het rapport van deze praktijk kan in ieder geval niet worden afgeleid dat eiser niet of beperkt zelfredzaam is op micro-niveau, gezien ook wat er is opgenomen onder de kopjes
lichamelijk functioneren, huishoudenen
ADL-vaardigheden.
7. Wat eiser aanvoert geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie van het UWV dat sprake is van benutbare mogelijkheden. Zijn enkele stelling dat hij zonder begeleiding van [naam ondersteuningsbureau] stabiliteit en rust verliest in zijn leven, en dat in de rapportage van praktijk [naam praktijk] wordt gesproken over een licht verstandelijke beperking, maakt niet dat is voldaan aan de strenge criteria voor het afwezig achten van benutbare mogelijkheden. Eisers stelling dat hij door het UWV desgevraagd van 3 februari 2020 tot en met 3 april 2020 is ontheven van de sollicitatieplicht slaagt evenmin. De adviseur werk die de ontheffing heeft verleend is geen arts, en bij de ontheffing is niet getoetst aan de bepalingen van de WIA. Aan het besluit van het college van burgemeester en wethouders van [plaatsnaam] van 15 mei 2020 komt ook geen doorslaggevende betekenis toe, nu de daarin vervatte vrijstelling is verleend in het kader van de Participatiewet. Ook is onduidelijk op basis van welk onderzoek de vrijstelling is verleend, en of een arts daarbij was betrokken.
De brief van de gemeente [plaatsnaam] van 28 juli 2020 met een ondersteuningsplan en het 'Uniform Leveringsplan Begeleiding' geven ook geen aanleiding om uit te gaan van GBM, nu uit deze stukken in ieder geval niet blijkt dat eiser niet in staat is tot zelfverzorging. Bovendien zijn deze stukken minder van belang omdat het niet gaat om (medische) informatie die afkomstig is van eisers begeleiders. Het gaat om stukken waarbij in het kader van de uitvoering van de Wmo consequenties zijn verbonden aan eisers gesteldheid en belastbaarheid, terwijl in deze procedure een WIA-beoordeling centraal staat.
Het beeld van eiser in het verslag van loopbaanbegeleidster [naam loopbaanbegeleidster ondersteuningsbureau] van [naam ondersteuningsbureau] van 4 november 2020, het evaluatieformulier van [naam ondersteuningsbureau] van 16 november 2020, en de vragenlijst ten behoeve van een Zorgplan van 16 november 2020 komt overeen met het beeld van eiser in de stukken die de verzekeringsartsen hebben betrokken in hun beoordeling. Ook uit deze stukken blijkt – in ieder geval – niet dat eiser niet zelfredzaam is op micro-niveau. In dit verband wijst de rechtbank op pagina 3 van de vragenlijst, waarin is opgenomen dat eiser aandacht heeft voor zijn persoonlijke verzorging, een verzorgde indruk maakt en dat er geen hulpvraag is op het gebied van algemeen dagelijkse levensbehoefte. De ter zitting geponeerde stelling dat eiser enkel zelfredzaam is op micro- en mesoniveau als sprake is van intensieve begeleiding is invoelbaar, maar geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de theoretische beoordeling zoals verricht door het UWV.
Beperkingen in verband met eisers lichte verstandelijke beperking
8.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat ook geen aanleiding voor de conclusie dat het UWV – los van de discussie over GBM – te geringe beperkingen heeft aangenomen in verband met eisers lichte verstandelijke beperking. In de FML zijn beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, en wat eiser aanvoert geeft geen aanleiding voor de conclusie dat deze niet ver genoeg gaan. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de omstandigheid dat de artsen van het UWV de door eiser ervaren beperkingen op een andere manier hebben gewogen dan zoals hij die ervaart, niet betekent dat hun oordeel onzorgvuldig of onjuist is. De subjectieve beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak immers niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij eiser zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de medisch te objectiveren beperkingen.
Het arbeidsdeskundige onderzoek van het UWV
9. Het arbeidsdeskundige onderzoek van het UWV is verricht door een arbeidsdeskundige. Hij heeft de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van eisers mate van arbeidsongeschiktheid: Machinebediende kunststofverwerkende industrie (Sbc-code 271092), Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180) en Assemblage medewerker electrotechnische producten (Sbc-code 267041). De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat deze functies in medisch opzicht niet passend zijn voor eiser. Deze functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van zijn mate van arbeidsongeschiktheid.
Mate van arbeidsongeschiktheid
10. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 30,65%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, kan worden uitgegaan van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV terecht bepaald dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering per 2 juli 2019.
Conclusie
11. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 5 januari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.