ECLI:NL:RBZWB:2021:1984

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_4894
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing bouwstop voor appartementengebouw en patiowoningen

Op 13 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand. De eiser, vertegenwoordigd door mr. drs. J.P. de Man, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 14 januari 2020, waarin zijn verzoek om een bouwstop op te leggen voor de bouw van een appartementengebouw met commerciële ruimte en twee patiowoningen aan de [straat] 19 te [plaatsnaam] werd afgewezen. Tijdens de zitting op 26 februari 2021 werd duidelijk dat de bouw inmiddels was voltooid, waardoor het verzoek van eiser om de bouw stil te leggen niet meer kon worden ingewilligd. De rechtbank concludeerde dat eiser geen procesbelang meer had bij een oordeel over de weigering van de bouwstop, en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Eiser had ook verzocht om vast te stellen dat er afspraken waren gemaakt over een parkeerplaats op zijn perceel, maar de rechtbank kon hier niet op ingaan, aangezien de kwestie over de parkeerplaats een privaatrechtelijke aangelegenheid betrof. De rechtbank oordeelde dat de verleende omgevingsvergunning voor het bouwplan onherroepelijk was en dat de gemeente geen rol speelde in de toedeling van de parkeerplaats. De uitspraak werd gedaan door rechter G.M.J. Kok, in aanwezigheid van griffier P.H.M. Verdonschot, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/4894 GEMWT

uitspraak van 13 april 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. drs. J.P. de Man
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 14 januari 2020 (bestreden besluit) inzake de afwijzing van zijn verzoek om een bouwstop op te leggen met betrekking tot de bouw van een appartementengebouw met commerciële ruimte en twee patiowoningen aan de [straat] 19 te [plaatsnaam] .
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 26 februari 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. drs. J.P. de Man en door [naam persoon] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger]

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is eigenaar van de percelen [straat] 17 en 17A te [plaatsnaam] en woont daar ook. Ten behoeve van de bouw van een appartementengebouw met commerciële ruimte en twee patiowoningen op het aangrenzend perceel heeft verweerder op 12 oktober 2018 aan een derde partij een omgevingsvergunning verleend.
Op 9 december 2019 heeft eiser verzocht om die derde partij een bouwstop op te leggen. Eiser heeft dit handhavingsverzoek gedaan omdat in het bouwplan geen rekening is gehouden met een parkeerplaats voor hem.
Bij het primaire besluit van 16 december 2019 heeft verweerder het handhavingsverzoek afgewezen. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de kwestie over de toedeling van de parkeerplaats een privaatrechtelijke kwestie is, dat de gemeente daarin geen partij is en daarin ook verder geen enkele rol speelt. Verweerder heeft verder overwogen dat zowel de verleende omgevingsvergunning voor het bouwplan als de daaraan voorafgegane bestemmingsplanwijziging onherroepelijk zijn.
Tegen dit besluit heeft eiser op 18 december 2019 een bezwaarschrift ingediend.
Tegelijkertijd heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Eiser heeft verzocht om een verbod op te leggen tot het verder bouwen, althans om vergunninghouder een gebod op te leggen om het bedoelde stuk grond onbebouwd te laten in afwachting van de afloop van deze procedure.
Bij uitspraak van 20 december 2019 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen omdat de verleende omgevingsvergunning van 12 oktober 2018 rechtens onaantastbaar is en gesteld noch gebleken is dat vergunninghouder in afwijking van deze omgevingsvergunning bouwt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
2. Eiser heeft in beroep betoogd dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met (afspraken over) voldoende ruimte voor een parkeerplaats (carport) op zijn perceel. Hij wil dat in deze procedure wordt vastgesteld dat onrechtmatig is gebouwd op grond die zijn eigendom is. Hij verzoekt de rechtbank om te bepalen dat dit stuk grond vrij blijft van bebouwing en dat er conform afspraken van oktober/november 2017 een parkeerplaats wordt gerealiseerd.
3. Ter zitting is gebleken dat de bouw van het appartementengebouw met commerciële ruimte en twee patiowoningen inmiddels voltooid is. Dit betekent dat het verzoek van eiser om deze bouw stil te leggen niet meer kan worden ingewilligd. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen procesbelang meer heeft bij een oordeel van de rechtbank of verweerder de bouwstop terecht geweigerd heeft. Het beroep van eiser zal daarom niet-ontvankelijk verklaard moeten worden.
De rechtbank kan ook geen gevolg geven aan het verzoek van eiser om in te gaan op zijn stelling dat afspraken zijn gemaakt over het realiseren van een parkeerplaats op zijn perceel en te gelasten dat overeenkomstig die afspraken wordt gehandeld.
Gegeven deze uitkomst bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier op 13 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
P.H.M. Verdonschot, griffier G.M.J. Kok, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.