ECLI:NL:RBZWB:2021:1972

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
02-300232-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal met geweld en afpersing door tegenstrijdigheden in verklaringen en gebrek aan bewijs

Op 22 april 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en afpersing. De zaak werd behandeld op de zitting van 8 april 2021, waar de officier van justitie, mr. Smid, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met een medeverdachte de aangever beroofd zou hebben van een geldbedrag en zijn telefoon, waarbij geweld is gebruikt, wat heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij de aangever.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever kritisch beoordeeld. De aangever had wisselende verklaringen afgelegd over de gebeurtenissen en de betrokkenheid van de verdachte en de medeverdachte. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangever niet consistent en niet betrouwbaar waren, en dat er onvoldoende ondersteunend bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij het strafbare feit te bewijzen. De rechtbank oordeelde dat het bewijs niet wettig en overtuigend was, en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast werd de benadeelde partij, de aangever, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op 22 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/300232-19
vonnis van de meervoudige kamer van 22 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsvrouw mr. S. Klootwijk, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 april 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander [aangever] heeft beroofd van een geldbedrag en zijn telefoon, waarbij geweld is gebruikt waardoor [aangever] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, tezamen met medeverdachte [medeverdachte] , [aangever] een geldbedrag afhandig heeft gemaakt door middel van afpersing en zijn telefoon afhandig heeft gemaakt door middel van diefstal met geweld. De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaringen van [aangever] . Zijn verklaringen worden op diverse punten ondersteund. [aangever] heeft verklaard dat hij door een man is geslagen met een ijzeren staaf. Dit wordt ondersteund door de letselinformatie. Er is in de avond en in de vroege ochtend voorafgaand aan het strafbaar feit contact geweest tussen de telefoons van medeverdachte [medeverdachte] en aangever [aangever] . De telefoon van [aangever] straalt aan op de plaats delict en daarna in de omgeving van de woning van verdachte. Verdachte had ten tijde van het strafbare feit een relatie met medeverdachte [medeverdachte] . [aangever] heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] , samen met een man op een witte motor, het feit heeft gepleegd. [aangever] heeft verdachte herkend op een foto op Facebook en ook een foto van de motor aangetroffen. Dat [aangever] wisselend verklaard heeft over het al dan niet dragen van een helm door de man, doet daaraan niet af. Deze wisselende verklaringen zijn verklaarbaar door de hectiek. Het letsel van [aangever] kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Er is onder andere sprake van een schedelbasisfractuur en er is nog altijd sprake van restletsel.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende. De verklaringen van aangever zijn niet consistent en onbetrouwbaar, waardoor zij niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd. Uit het dossier volgt niet dat verdachte [aangever] kende of dat zij contact met elkaar hadden. Tevens kan niet worden vastgesteld dat de witte motor van verdachte, de motor is die [aangever] heeft gezien.
Daarnaast was verdachte, in verband met chemotherapie die hij kreeg tot vlak voor het incident, ook niet in staat een dergelijk feit te plegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat [aangever] in de vroege ochtend van 8 juni 2019 te Etten-Leur is beroofd van in ieder geval zijn telefoon. [aangever] heeft verklaard dat hij eerder die nacht van 8 juni 2019 zonder benzine was komen te staan. hij is op zoek gegaan naar benzine en heeft op enig moment met zijn telefoon contact gehad met [medeverdachte] . Zij zou benzine komen brengen. Op enig moment kwam er een witte motor aanrijden met daarop een jongen en [medeverdachte] . Via het pad liepen ze een stuk bos in. De jongen op de motor pakte een ijzeren staaf en sloeg hem daarmee meermalen, waaronder een aantal keer op zijn hoofd. Zijn telefoon is afgepakt en hij moest geld afgeven. De jongen zou de vriend van [medeverdachte] zijn. [aangever] heeft later verklaard dat hij erachter is gekomen dat hij [verdachte] heet.
De verklaringen van [aangever] vinden op een aantal punten ondersteuning in het dossier. Hij had fors letsel, waaronder een schedelbasisfractuur, bloed tussen schedel en hersenen, een neusfractuur, een fractuur van zijn middenhandsbeentje en diverse wonden op zijn hoofd. Op aanwijzen van [aangever] heeft de politie onderzoek gedaan in het stukje bos. Er stonden enkele veegsporen in het zandpad die leken op bandensporen. Even verderop lag opnieuw een veegspoor, er lagen bloeddruppels en er lag een kapot horloge, waarvan is vastgesteld dat het van [aangever] was.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte dit feit, tezamen met medeverdachte [medeverdachte] , heeft gepleegd.
Daarbij heeft te gelden dat de rechtstreekse betrokkenheid van [verdachte] en [medeverdachte] enkel blijkt uit de verklaringen van [aangever] . Het dossier dient dus ondersteunend bewijsmateriaal van voldoende gewicht te bevatten. Daarnaast dienen de verklaringen van [aangever] als voldoende betrouwbaar te kunnen worden aangemerkt. In dit verband is van belang dat [verdachte] en [medeverdachte] betrokkenheid bij dit feit ontkennen.
In het dossier zitten, naast de verklaringen van [aangever] , de volgende aanknopingspunten die mogelijk in de richting van verdachte, en medeverdachte [medeverdachte] , wijzen als daders en een aantal zaken, naast de reeds hierboven genoemde feiten, die de verklaringen van [aangever] over de details van het feit ondersteunen:
- [aangever] heeft direct na het incident en in al zijn latere verklaringen medeverdachte [medeverdachte] als de vrouwelijke dader aangewezen en tegenover getuige [naam 1] heeft [aangever] verklaard dat haar nieuwe vriend hem geslagen heeft;
- Er is telefonisch contact geweest, voorafgaand aan en rondom het tijdstip van het strafbaar feit, tussen de telefoons van medeverdachte [medeverdachte] en [aangever] . Dat zou een ondersteuning van de verklaringen van [aangever] kunnen opleveren.;
- [aangever] heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] samen met een man op een witte motor aan kwam rijden. Ten tijde van het strafbare feit had verdachte een witte motor in zijn bezit;
- Getuige [naam 2] heeft rond het tijdstip van het strafbaar feit gegil gehoord en ook een motor, mogelijk een crossmotor, in het bos op het pad horen rijden;
- De telefoon van [aangever] straalde rondom het tijdstip van het strafbare feit aan op een zendmast in de buurt van de plaats delicten en straalde daarna aan op zendmasten in de buurt van de woning van verdachte;
- Het letsel van [aangever] zoals vastgelegd in de medische informatie, sluit aan bij de verklaringen van [aangever] over de gebeurtenis;
- verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hadden ten tijde van het strafbare feit een relatie en medeverdachte [medeverdachte] verbleef regelmatig bij verdachte.
Daartegenover staat dat de verklaringen van [aangever] diverse tegenstrijdighedenen en opmerkelijkheden bevatten:
- [aangever] heeft tegenover getuige [naam 3] wisselend verklaard over de plaats waar hij zijn auto geparkeerd heeft;
- [aangever] heeft tegenover verbalisant [verbalisant] verklaard dat hij met een meid had afgesproken, rond 3 uur zonder benzine stond en dat de meid toen naar een benzinestation is gaan lopen. Omstreeks 6 uur is hij zelf richting het benzinestation gaan lopen omdat de meid nog niet terug was. Dit tijdsverloop is opvallend en [aangever] heeft daarvoor geen verklaring gegeven;
- [aangever] heeft wisselend verklaard over het feit of de mannelijke dader wel of geen helm op had en of hij de mannelijke persoon heeft herkend.
- [aangever] heeft wisselend verklaard of er wel of niet een geldbedrag was weggenomen en over de hoogte van het geldbedrag;
- [aangever] heeft wisselend verklaard of de man of de vrouw degene was die hem vroeg om zijn geld, telefoon en horloge af te geven.
De rechtbank acht de wisselende verklaringen van [aangever] over de herkenning van [verdachte] van essentieel belang. In eerste instantie heeft hij tegenover verbalisant [verbalisant] verklaard dat hij de man op de motor niet heeft herkend, omdat hij een helm op had. In zijn aangifte heeft hij een omschrijving gegeven van de vriend van [medeverdachte] , die hij kennelijk als dader aanwees. In zijn nadere verklaring van 19 augustus 2019 heeft hij verklaard dat hij op Facebook op een foto [verdachte] herkende als de vriend van [medeverdachte] en als de man die op de motor aan kwam rijden en een ijzeren staaf tevoorschijn haalde. Hij zou toen zijn helm hebben afgezet. Tijdens het verhoor van 20 april 2020 heeft hij verklaard dat de bestuurder van een motor een helm op had en dat hij niet meer weet of hij die helm heeft afgezet of dat hij deze op had. wel zou het [verdachte] zijn geweest. Al met al blijft voor de rechtbank onduidelijk of [aangever] de mannelijke dader op dat moment daadwerkelijk heeft herkend als [verdachte] en op welke wijze dat gebeurde.
Een ander belangrijk ondersteunend bewijs zou het contact tussen de telefoons van [aangever] en [medeverdachte] kunnen opleveren. [medeverdachte] verklaart zich van deze contacten niets te kunnen herinneren en [aangever] in het geheel niet te kennen. Gelet op de hoeveelheid contacten en het feit dat er tweemaal een gesprek lijkt te zijn geweest is dit opmerkelijk te noemen. Anderzijds valt hieruit niet zonder meer de conclusie te trekken dat [medeverdachte] en [verdachte] betrokken waren bij dit feit. De overige ondersteunende punten, zoals hierboven weergegeven acht de rechtbank niet voldoende, ook niet in onderlinge samenhang bezien.
Het dossier bevat verder geen direct bewijs, zoals bijvoorbeeld forensisch bewijs of getuigenverklaringen, waaruit volgt dat verdachte tijdens het strafbaar feit op de plaats delict is geweest en direct betrokken is geweest bij het strafbare feit.
Het ontbreken van voldoende ondersteunend bewijs van voldoende gewicht in combinatie met de tegenstrijdigheden in de verklaringen van [aangever] maken dat de rechtbank niet de overtuiging heeft dat het incident heeft plaatsgevonden op de wijze zoals door aangever verklaard en dat verdachte het strafbare feit heeft gepleegd.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft begaan en zal hem dan ook van het feit vrijspreken.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever] vordert een schadevergoeding van € 47.643,45 voor het feit.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [aangever] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
De voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Linden, voorzitter, mr. Kooijman en mr. De Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 april 2021.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

7.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 8 juni 2019 te Etten Leur op of aan de Heistraat, in elk geval op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 800 Euro, althans enig geldbedrag, en/of een telefoon (Alcatel), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag van ongeveer 800 Euro, althans enig geldbedrag, en/of een telefoon (Alcatel) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en/of zijn mededaders(s):
-tegen het lichaam van die [aangever] heeft geduwd en/of
-aan het lichaam en/of de kleding van die [aangever] heeft getrokken en/of
-die [aangever] dreigend heeft toegevoegd: “Geld,telefoon, horloge”, in elk geval woorden van
soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-met een ijzeren staaf/knuppel, in elk geval een hard voorwerp, meermalen, althans eenmaal
tegen het hoofd en/of de ribben en/of de hand, in elk geval het lichaam van die [aangever] heeft geslagen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel voor die [aangever] (te weten een schedelfractuur en/of een neusfractuur en/of ribfractuur en/of een fractuur van een middenhandsbeentje) ten gevolge heeft gehad;
(Artikel art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)