ECLI:NL:RBZWB:2021:1929

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
AWB- 21_709 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van verzoek tegen verlenen omgevingsvergunning tweede fase voor het wijzigen van een varkenshouderij

Op 20 april 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, bestaande uit zeven personen uit Oosterhout, Breda en Rijsbergen, beroep hebben ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Dit besluit, genomen op 28 december 2020, betrof de verlening van een omgevingsvergunning tweede fase voor het wijzigen van een varkenshouderij. De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening zijn dat het bestreden besluit onterecht is verleend.

De zitting vond plaats op 30 maart 2021, waar de verzoekers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde, ir. A.K.M. van Hoof. Het college werd vertegenwoordigd door verschillende vertegenwoordigers, terwijl de vergunninghoudster, die als derde partij aan het geding deelnam, werd vertegenwoordigd door ing. J.B.M. Lauwerijssen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist.

In de tussenuitspraak van dezelfde dag in de hoofdzaak met zaaknummer BRE 21/710 WABOM heeft de rechtbank een bestuurlijke lus toegepast, waardoor het college de gelegenheid kreeg om een archeologisch onderzoek uit te voeren en een herstelbesluit te nemen. De voorzieningenrechter heeft besloten het bestreden besluit voor onbepaalde tijd te schorsen, totdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van het door verzoekers betaalde griffierecht en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.068,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/709 WABOM VV

uitspraak van 20 april 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

1. [verzoeker 1]te Oosterhout,
2. [verzoeker 2]te Breda,
3. [verzoeker 3]te Breda,
4. [verzoeker 4]te Rijsbergen,
5. [verzoeker 5]te Rijsbergen,
6. [verzoeker 6]te Breda,
7. [verzoeker 7]te Breda,
eisers,
gemachtigde: ir. A.K.M. van Hoof,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[vergunninghoudster], te Breda, vergunninghoudster,
gemachtigde: ing. J.B.M. Lauwerijssen.

Procesverloop

Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 28 december 2020 van het college (bestreden besluit) waarbij een omgevingsvergunning tweede fase is verleend aan vergunninghoudster voor het wijzigen van een varkenshouderij aan [adres] . Zij hebben daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het beroep en het verzoek zijn besproken ter zitting in Breda op 30 maart 2021. Verzoekers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Het college werd vertegenwoordigd door [vertegenwoordigers] . Vergunninghoudster werd vertegenwoordigd door [vergunninghoudster] en haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. In de tussenuitspraak van heden in de hoofdzaak met zaaknummer BRE 21/710 WABOM heeft de rechtbank een bestuurlijke lus toegepast om het college in de gelegenheid stellen alsnog een archeologisch onderzoek uit te voeren en een herstelbesluit te nemen met een termijn van acht weken. De voorzieningenrechter ziet daarin aanleiding het bestreden besluit voor onbepaalde tijd te schorsen. Gelet op het bepaalde in artikel 8:85, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht zal deze schorsing in principe gelden totdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het bestreden besluit.
4. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient het college aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht te vergoeden.
De voorzieningenrechter veroordeelt het college in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 1). De gevraagde reiskosten komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat verzoekers zelf niet zijn verschenen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit voor onbepaalde tijd;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 360,- aan verzoekers te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 20 april 2021 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.