ECLI:NL:RBZWB:2021:1910

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
AWB- 19_670
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 3 januari 2019, waarin haar een loongerelateerde werkhervattingsuitkering (WGA) werd toegekend in plaats van een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA). Eiseres, die eerder als directiesecretaresse werkte, heeft zich ziek gemeld na een periode van werkloosheid en heeft te maken gehad met diverse medische klachten na een behandeling voor borstkanker. De rechtbank heeft in eerste instantie een deskundige benoemd om de medische situatie van eiseres te beoordelen. De deskundige concludeerde dat de klachten duurzaam zijn, maar dat de arbeidsongeschiktheid niet volledig is. De rechtbank heeft de bevindingen van de deskundige gevolgd en geoordeeld dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres gedeeltelijk arbeidsgeschikt is. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres dat de functies die haar zijn voorgehouden niet passend zijn, verworpen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het UWV's besluit om geen IVA-uitkering toe te kennen, standhoudt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/670 WIA

uitspraak van 22 april 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld, advocaat te Bergen op Zoom,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 3 januari 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake de toekenning van een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het beroep is in eerste instantie besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op
8 augustus 2019. Daarbij waren aanwezig eiseres en haar gemachtigde alsmede [naam vertegenwoordiger 1] voor het UWV.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om een onderzoek te laten stellen door een deskundige.
Op verzoek van de rechtbank heeft revalidatiearts [naam revalidatiearts] als deskundige onderzoek verricht en daarvan op 3 september 2020 schriftelijk verslag uitgebracht. Partijen zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld te reageren op dit deskundigenrapport. Zij hebben hiervan op 13 oktober 2020 (eiseres) respectievelijk 14 oktober 2020 (UWV) gebruik gemaakt. Eiseres heeft op 4 december 2020 nog schriftelijk commentaar gegeven op de reactie van het UWV van 14 oktober 2020 en heeft om een nadere zitting gevraagd.
Die nadere zitting is vervolgens bepaald op 18 maart 2021 in de rechtbank in Breda.
Op 16 maart 2021 heeft eiseres de rechtbank nog een aanvullende reactie toegezonden.
Bij de zitting waren eiseres en haar gemachtigde opnieuw aanwezig en werd het UWV vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 2] .

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als directiesecretaresse. In die functie is zij werkloos geraakt, en haar is een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit de WW heeft zij zich ziek gemeld. Zij is uitgevallen met cognitieve klachten, belemmeringen in het persoonlijk en sociaal functioneren, energetische beperkingen en neuropathie van de handen en voeten na behandeling voor borstkanker.
Bij besluit van 13 juli 2018 (primair besluit) heeft het UWV aan eiseres een WIA-uitkering toegekend met ingang van 21 augustus 2018 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit is vastgesteld dat voldoende functies te duiden zijn om een theoretische restverdiencapaciteit te kunnen bepalen. Eiseres is daarom niet volledig arbeidsongeschikt geacht. Het bezwaar is ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) heeft toegekend en niet een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA).
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een arts, getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts, en van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts b&b deelt de opvatting van de primaire arts dat er geen sprake is van duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen omdat op langere termijn verbetering kan worden verwacht. Er is volgens de verzekeringsarts b&b geen sprake van een ziektebeeld zonder behandelingsmogelijkheden. Er is een minstens redelijke kans op toename van mogelijkheden op langere termijn (in een jaar). De primaire arts heeft de duurzame belastbaarheid van eiseres echter niet in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) vastgelegd. Dat heeft de verzekeringsarts b&b hersteld en zij heeft die duurzame belastbaarheid van eiseres neergelegd in de FML van 5 december 2018.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat geen zorgvuldig onderzoek is verricht. Het eigen onderzoek naar aanleiding van de door eiseres naar voren gebrachte klachten was zeer beperkt. De verzekeringsarts b&b gaat niet in op wat in bezwaar is aangevoerd. Dat geen sprake is van een ziektebeeld zonder behandelingsmogelijkheden wordt niet nader geadstrueerd. Zonder nadere onderbouwing wordt gesteld dat er een minstens redelijke kans is op toename van mogelijkheden op langere termijn. Een substantieel deel van de vastgestelde beperkingen is als duurzaam aan te merken. Ter onderbouwing van het standpunt dat geen recht bestaat op een IVA uitkering omdat geen sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid dient het UWV expliciet en uitdrukkelijk te motiveren waarom een deel van de beperkingen nog zou kunnen
verbeteren. Niet kan worden volstaan met de enkele inschatting door de verzekeringsarts dat die belastbaarheid op dat deel van de beperkingen nog wel zou kunnen verbeteren. De verzekeringsarts b&b is voorbij gegaan aan de informatie die is ingebracht in het kader van de bezwaarprocedure vanuit de behandelend sector. Uit een brief van 4 maart 2019 van de internist van het Bravis Ziekenhuis blijkt dat specialistische revalidatie niet zal bijdragen aan de cognitieve klachten die zijn geconstateerd. Eiseres was in haar eigen werk amper geïntegreerd. Zij was in urenomvang weliswaar weer volledig aan het werk maar zeker niet in kwaliteit van werkzaamheden en daarnaast ook gedreven door de angst dat zij boventallig zou worden verklaard.
4.3
De rechtbank heeft, mede gelet op het beroepschrift, aanleiding gezien om een deskundige te benoemen. Revalidatiearts [naam revalidatiearts] heeft als deskundige rapport uitgebracht. De conclusie van het deskundigenrapport is dat de klachten duurzaam zijn, maar dat de arbeidsongeschiktheid niet volledig is. [naam revalidatiearts] heeft ook geoordeeld dat in de FML van
5 december 2018 voldoende beperkingen zijn aangenomen.
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich hier voor. De motivering van de deskundige is overtuigend. Het uitgebrachte rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. De door eiseres tegen dit rapport aangevoerde bezwaren vormen geen aanleiding om de conclusie van de deskundige niet te volgen.
Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid van eiseres die is neergelegd in de FML van 5 december 2018. Deze FML is als juist beoordeeld door de deskundige. En anders dan in de eerdere FML van 6 juli 2018 is daarin geen urenbeperking opgenomen en is ook de beperking voor het werken met toetsenbord en muis niet meer opgenomen.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML van 5 december 2018, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres: Archiefmedewerker (Sbc-code 553020), Administratief medewerker afhandelingen (Sbc-code 515080) en Boekhouder, loonadministrateur (Sbc-code 515040).
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht.
Er wordt in onevenredige mate een beroep gedaan op de cognitieve functies ten aanzien van aandacht, concentratie en sociaal functioneren. Verder is het toetsenbordgebruik problematisch in verhouding tot de neuropathie van eiseres.
5.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 10 december 2018. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde duurzame beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit kennelijk voort uit de opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een theoretische restverdiencapaciteit van 47,18%. Eiseres tegen de berekening op zich geen gronden naar voren gebracht, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid daarvan.
7.
Conclusie
Het bovenstaande betekent dat het standpunt van het UWV dat eiseres niet in aanmerking komt voor een IVA-uitkering voor juist moet worden gehouden. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.B. Both, griffier, op 22 april 2021 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.