ECLI:NL:RBZWB:2021:1899

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
AWB- 19_2672
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van Anw-uitkering en terugvordering door de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de intrekking van een Anw-uitkering. De SVB had op 2 januari 2019 het recht van de eiser op een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) ingetrokken per 1 februari 2017, na het huwelijk van de eiser op 27 januari 2017. Tevens had de SVB een bedrag van € 28.715,79 teruggevorderd dat ten onrechte was uitbetaald over de periode van 1 februari 2017 tot en met december 2018. De eiser heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar de SVB verklaarde de bezwaren ongegrond.

Tijdens de zitting op 16 maart 2021 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De eiser stelde dat hij niet op de hoogte was van de meldplicht bij de SVB en dat hij had vertrouwd op eerdere informatie van SVB-medewerkers. De SVB daarentegen stelde dat de intrekking van de uitkering terecht was, omdat de eiser zijn huwelijk niet tijdig had gemeld. De rechtbank oordeelde dat de SVB op goede gronden de uitkering had ingetrokken, aangezien de wet bepaalt dat het recht op een Anw-uitkering eindigt bij het huwelijk.

Wat betreft de terugvordering oordeelde de rechtbank dat de SVB verplicht was om de onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen, tenzij er dringende redenen waren om hiervan af te zien. De rechtbank concludeerde dat de eiser onvoldoende gronden had aangevoerd voor een uitzondering op de terugvordering. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de besluiten van de SVB.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/2672 ANW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. F. Ergec,
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda (de SVB), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 2 januari 2019 (primair besluit I) heeft de SVB eisers recht op een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) ingetrokken per 1 februari 2017.
In het besluit van 4 januari 2019 (primair besluit II) heeft de SVB de ten onrechte uitbetaalde Anw-uitkering over de periode van 1 februari 2017 tot en met december 2018, zijnde € 28.715,79 bruto, teruggevorderd.
In het besluit van 31 mei 2019 (bestreden besluit) heeft de SVB de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 16 maart 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde, tolk [naam tolk] , en mr. A. Marijnissen namens de SVB.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser heeft eerder een Anw-uitkering ontvangen van juli 2013 tot eind oktober 2013. Naar aanleiding van een (nieuwe) aanvraag is aan eiser vanaf 1 april 2015 een Anw-uitkering toegekend. Deze Anw-uitkering is na een steekproefcontrole op 23 maart 2017 door de SVB ongewijzigd voortgezet. Op 6 december 2018 heeft de SVB vanuit de Basisregistratie persoonsgegevens (Brp) van de gemeente bericht ontvangen dat eiser op 27 januari 2017 getrouwd is. Daarop heeft de SVB de Anw-uitkering van eiser ingetrokken per 1 februari 2017 en de ten onrechte uitbetaalde uitkering over de periode van 1 februari 2017 tot en met december 2018 teruggevorderd.
Geschil
2. In geschil is of de SVB terecht eisers Anw-uitkering heeft ingetrokken per 1 februari 2017 en over de periode van 1 februari 2017 tot en met december 2018 een bedrag van € 28.715,79 bruto heeft teruggevorderd.
Wettelijk kader
3. De van toepassing zijnde wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
De intrekking
4.1.
Standpunt eiser
Eiser voert aan dat zijn Anw-uitkering ten onrechte is ingetrokken per februari 2017. Het was hem niet bekend dat een huwelijk gevolgen zou hebben voor zijn Anw-uitkering en dat hij dit moest melden bij de SVB. Tijdens een eerder huisbezoek door twee medewerkers van de SVB heeft hij zijn situatie voorgelegd en hebben zij gezegd dat het hebben van een relatie geen gevolgen heeft voor zijn Anw-uitkering. Hij vindt dat hij hierop mag vertrouwen en doet daarom een beroep op het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel.
4.2.
Standpunt SVB
De SVB stelt zich op het standpunt dat de Anw-uitkering terecht is ingetrokken per 1 februari 2017, omdat eiser op 27 januari 2017 getrouwd is. Eiser had dit tijdig moeten melden. Hij heeft dit niet gemeld bij de SVB en pas op 5 december 2018 bij de gemeente.
4.3.
Oordeel rechtbank
In de Anw is bepaald dat het recht op een Anw-uitkering eindigt als een nabestaande in het huwelijk treedt. Dit recht eindigt ingevolge artikel 16 van de Anw op de eerste dag van de volgende maand na deze wijziging.
Niet in geschil is dat eiser op 27 januari 2017 getrouwd is. Hij heeft zijn huwelijk niet gemeld bij de SVB en pas op 5 december 2018 bij de gemeente. Hierdoor is de SVB pas op 6 december 2018 via de gemeentelijke basisadministratie op de hoogte geraakt van het huwelijk van eiser. Omdat geen recht meer bestaat op een Anw-uitkering vanaf de eerste dag van de maand volgend op het huwelijk, heeft de SVB op goede gronden het recht van eiser op een Anw-uitkering ingetrokken.
De SVB gaat niet over tot intrekking van de Anw-uitkering met volledig terugwerkende kracht als sprake is van dringende redenen. Daartoe hanteert de SVB beleid. Tot herziening met volledig terugwerkende kracht wordt niet overgegaan als de uitkeringsgerechtigde al zijn verplichtingen is nagekomen, en hij voorts niet heeft kunnen begrijpen dat de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag werd verleend. [1]
Omdat het huwelijk gevolgen heeft voor het recht op een Anw-uitkering had eiser zijn huwelijk (tijdig) moeten melden bij de SVB. Uit de door de SVB aan eiser verzonden brieven met bijlagen van 28 juni 2013, 1 juli 2013, 20 april 2015 en 7 april 2017 blijkt dat eiser meerdere malen gewezen is op de plicht om een huwelijk te melden. Ook als tijdens het huisbezoek alleen gesproken is over samenwonen, had hij zijn huwelijk moeten melden. Dat hij zijn huwelijk zou hebben voorgelegd tijdens het huisbezoek blijkt niet uit het gespreksverslag en wordt betwist door de medewerkers. Dit blijkt uit de door hen afgelegde verklaringen. Aan het gesprek tijdens het huisbezoek mocht eiser dus niet de verwachting ontlenen dat hij zijn huwelijk niet hoefde te melden. Zijn beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
Uit het voorgaande volgt dat de SVB op goede gronden het recht van eiser op een Anw-uitkering heeft ingetrokken per 1 februari 2017.
De terugvordering
4.1.
Standpunt eiser
Eiser voert aan dat ten onrechte is besloten tot terugvordering. Er zijn dringende redenen om niet tot (volledige) terugbetaling over te gaan. Hij heeft namelijk een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet van € 195,91 per maand. Bij terugbetaling zal eiser in ernstige sociale en financiële problemen komen.
4.2.
Standpunt SVB
De SVB stelt zich op het standpunt dat de te veel uitbetaalde Anw-uitkering terecht is teruggevorderd. Van zeer bijzondere omstandigheden waardoor eiser minder of niets hoeft terug te betalen is volgens de SVB geen sprake.
4.3.
Oordeel rechtbank
De SVB is op grond van artikel 53, eerste lid, van de Anw verplicht de onverschuldigd betaalde Anw-uitkering terug te vorderen. Alleen als sprake is van dringende redenen, is de SVB bevoegd geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. [2]
In dit geval is niet gebleken van een dringende reden om geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering. Dat eiser op dit moment weinig inkomen heeft, is daartoe onvoldoende. Bij de invordering van het terug te betalen bedrag wordt namelijk rekening gehouden met het inkomen en/of de uitkering van eiser en de beslagvrije voet.
De SVB heeft op goede gronden de ten onrechte uitbetaalde Anw-uitkering over de periode van 1 februari 2017 tot en met december 2018 teruggevorderd.
Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen de hoogte van het bedrag dat wordt teruggevorderd. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit bedrag onjuist te achten.
Conclusie
5.1.
Uit het voorgaande volgt dat de SVB op goede gronden eisers Anw-uitkering heeft ingetrokken per 1 februari 2017 en over de periode van 1 februari 2017 tot en met december 2018 een bedrag van € 28.715,79 bruto heeft teruggevorderd. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
5.2.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 20 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage
Artikel 16 van de Anw:
1. aanhef en onder b. Het recht op nabestaandenuitkering eindigt, indien de nabestaande in het huwelijk treedt dan wel een gezamenlijke huishouding gaat voeren anders dan ten behoeve van de verzorging van een hulpbehoevende.
2. Het recht op uitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de in het eerste lid genoemde omstandigheden zich voordoen.
Artikel 34 van de Anw:
1. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van uitkering en terzake van weigering van uitkering, herziet de Sociale verzekeringsbank een dergelijk besluit of trekt zij dat in:
a. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 35, 36, tweede lid, of 37 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering;
b. indien anderszins de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan de Sociale verzekeringsbank besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien.
Artikel 35, eerste lid, van de Anw:
De nabestaande, het ouderloos kind en zijn wettelijke vertegenwoordiger alsmede de instelling aan welke ingevolge artikel 49 of 57 de uitkering wordt uitbetaald, zijn verplicht aan de Sociale verzekeringsbank op haar verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering of op het bedrag van de uitkering, dat wordt uitbetaald. De verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door de Sociale verzekeringsbank kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
Artikel 53 van de Anw:
1. De uitkering op grond van deze wet die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 34 onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door de Sociale verzekeringsbank van de nabestaande teruggevorderd.
(…)
5. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan de Sociale verzekeringsbank besluiten geheel of gedeeltelijk van de terugvordering af te zien.

Voetnoten

1.Beleid SVB, Verlaging of intrekking met terugwerkende kracht wegens wijziging van de omstandigheden (SB1078)
2.Beleid SVB, Terugvordering van uitkeringen (SB1114)