ECLI:NL:RBZWB:2021:1868
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Opleggen van een last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar van een woning in de gemeente Tholen, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester, dat hem gelastte zijn woning te sluiten voor een periode van twee maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op de ontdekking van een hennepkwekerij in de woning, waar 206 hennepplanten werden aangetroffen. De burgemeester had op 4 maart 2021 het besluit genomen, dat op 5 maart 2021 aan verzoeker was verzonden.
Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij van mening was dat de sluiting van de woning uitgesteld moest worden tot 12 april 2021, zodat hij voldoende tijd en middelen had om vervangende woonruimte te vinden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er onvoldoende spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de burgemeester had toegezegd niet tot sluiting over te gaan tot de uitspraak van de voorzieningenrechter. Dit betekende dat verzoeker geen spoedeisend belang meer had, omdat de sluiting pas na de uitspraak zou plaatsvinden.
De voorzieningenrechter merkte op dat, voor zover de sluiting nog niet was uitgevoerd op de datum van de uitspraak, de burgemeester verzoeker de gelegenheid zou moeten geven om zelf uitvoering te geven aan de last, zonder dat bestuursdwang zou worden toegepast. Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open gesteld. De uitspraak benadrukt de toepassing van bestuursdwang in het kader van de Opiumwet en de voorwaarden waaronder een voorlopige voorziening kan worden getroffen.