ECLI:NL:RBZWB:2021:1867

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
16 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_10191
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S.J.W.C. Lipman, beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 9 november 2020, waarin een terugvordering van een voorschot WIA-uitkering van € 1.574,54 werd opgelegd. Dit voorschot betrof de periode van 10 januari 2020 tot en met 31 januari 2020. Op 21 januari 2021 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd, waardoor verzoekster recht kreeg op een volledige WIA-uitkering voor dezelfde periode. Hierop heeft de gemachtigde van verzoekster het beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om het UWV te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 534,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast merkt de rechtbank op dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoekster dient te vergoeden, waardoor een veroordeling hiervoor niet nodig is. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en is openbaar gemaakt op 16 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10191 WIA
uitspraak van 16 april 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. S.J.W.C. Lipman,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 november 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de terugvordering van een bedrag van € 1.574,54 aan ten onrechte verstrekt voorschot WIAuitkering over de periode 10 januari 2020 tot en met 31 januari 2020.
Bij besluit van 21 januari 2021 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd in die zin dat verzoekster over de periode 10 januari 2020 tot en met 31 januari 2020 recht heeft op een volledige, ongekorte, WIA-uitkering.
Vervolgens heeft de gemachtigde van verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft op 25 maart 2021 gereageerd.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 21 januari 2021 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 534,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier, op 16 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.