ECLI:NL:RBZWB:2021:1863

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
AWB- 21_764 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot veroordeling in proceskosten na intrekking bijstandsuitkering

In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout, dat op 30 oktober 2020 zijn bijstandsuitkering met ingang van 1 juni 2020 introk. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 3 maart 2021 heeft het college het bestreden besluit ingetrokken, waarna verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingetrokken, maar verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het verzoekschrift.

De voorzieningenrechter concludeert dat het college aan verzoeker is tegemoetgekomen door het besluit van 3 maart 2021. Daarom wordt het college veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 534,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast wordt het college ook veroordeeld tot vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,-. Deze uitspraak is gedaan op 15 april 2021 en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/764 VV
uitspraak van 15 april 2021 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. M. Yigitdol,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout (het college), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 30 oktober 2020 (het bestreden besluit) van het college over de intrekking van zijn bijstandsuitkering met ingang van 1 juni 2020. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 3 maart 2021 heeft het college het bestreden besluit ingetrokken. Vervolgens heeft verzoeker het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit het besluit van 3 maart 2021 dat het college aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het college te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en wegingsfactor 1).
3. Nu het college aan verzoeker is tegemoetgekomen, ziet de voorzieningenrechter hierin aanleiding om het college tevens te veroordelen tot vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • veroordeelt het college in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 534,-;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 49,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 15 april 2021 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.