In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in zijn woning aan [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker] woont, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Loon op Zand, dat op 7 december 2020 was genomen. Dit besluit hield in dat de woning van verzoeker op grond van artikel 13b van de Opiumwet gesloten moest worden voor een periode van drie maanden, omdat er 58 hennepplanten in de woning waren aangetroffen. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij het niet eens was met de sluiting van zijn woning.
Tijdens de zitting op 8 januari 2021, waar verzoeker samen met zijn partner en dochter aanwezig was, werd hij bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J. Ruijs. De burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. P.N.E.E. Risamasu en C. Kanters. De voorzieningenrechter heeft na sluiting van het onderzoek ter zitting mondeling uitspraak gedaan. In zijn overwegingen benadrukte de voorzieningenrechter dat het oordeel voorlopig is en de rechtbank in een eventuele bodemprocedure niet gebonden is aan deze uitspraak.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, maar dat de motivering voor deze sluiting onvoldoende was. Er was geen bewijs van feitelijke handel of overlast in de omgeving, en de burgemeester had niet aangetoond dat de sluiting noodzakelijk was om de bekendheid van de woning in het criminele milieu te beëindigen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker.