In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 april 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een horecaondernemer, tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Waalwijk. De burgemeester had op 21 mei 2019 een boete van € 1.360,- opgelegd aan eiseres wegens overtreding van artikel 20 van de Drank- en Horecawet (DHW), dat het verstrekken van alcohol aan personen onder de 18 jaar verbiedt. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de burgemeester verklaarde het bezwaar ongegrond in een bestreden besluit op 21 november 2019. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 7 januari 2021 en de vervolgzitting op 10 maart 2021 zijn getuigen gehoord, waaronder barmedewerkers en stagiairs die betrokken waren bij de controle op de naleving van de DHW. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 16 februari 2019 alcohol is verstrekt aan twee jongeren, waarvan niet was vastgesteld dat zij de vereiste leeftijd van 18 jaar hadden bereikt. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester op goede gronden de boete had opgelegd, aangezien de barmedewerker niet op de juiste wijze de leeftijd van de jongeren had vastgesteld. Eiseres stelde dat er sprake was van ontoelaatbare uitlokking, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was.
De rechtbank concludeerde dat eiseres artikel 20 van de DHW had overtreden en dat de opgelegde boete van € 1.360,- in overeenstemming was met het Boetebesluit. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen reden gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.