In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een evenementenlocatie in Middelburg, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg. Eiseres had een last onder dwangsom opgelegd gekregen vanwege overschrijding van geluidsnormen tijdens een dancefeest op 2 februari 2019. De burgemeester had in een primair besluit van 7 februari 2019 deze last opgelegd, welke door het college in een bestreden besluit van 10 juli 2019 werd gehandhaafd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail besproken, waarbij is vastgesteld dat eiseres niet voorafgaand aan het primaire besluit in de gelegenheid is gesteld haar zienswijze naar voren te brengen. De rechtbank oordeelde echter dat dit gebrek niet tot nietigheid van het besluit leidde, omdat eiseres in de bezwaarprocedure voldoende gelegenheid had gekregen om haar zienswijze te geven. De rechtbank heeft ook de vraag behandeld of het college bevoegd was om de last onder dwangsom op te leggen en of deze last voldoende concreet en uitvoerbaar was.
De rechtbank concludeerde dat de last onder dwangsom rechtmatig was opgelegd, omdat er voldoende aanwijzingen waren dat er geluidsnormen waren overschreden. De rechtbank oordeelde dat de dwangsom van € 50.000,- niet onredelijk was, gezien de commerciële aard van de evenementen en de noodzaak om de geluidsnormen te handhaven. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, en werd het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.