ECLI:NL:RBZWB:2021:1839

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7313
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake gevaarzettende situaties op markten in Tilburg

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 14 mei 2020, waarin haar bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiseres stelde dat het college niet handhavend optrad tegen gevaarzettende situaties op de markten in Tilburg, wat haar in gevaar bracht. Tijdens de zitting op 26 februari 2021 zijn partijen niet verschenen, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

De rechtbank heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk was. De beroepstermijn eindigde op 26 juni 2020, maar het beroepschrift was op 25 juni 2020 ontvangen. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift tijdig was ingediend, ondanks dat het niet rechtstreeks door het team bestuursrecht was ontvangen. Vervolgens werd de vraag behandeld of eiseres een aanvraag had gedaan. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht had ingediend, omdat zij geen bewijs had overgelegd dat zij een aanvraag had gedaan.

De rechtbank oordeelde dat het college het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7313 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: drs. Th.A. Vermolen,
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 14 mei 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Partijen zijn uitgenodigd om te verschijnen op de zitting van de rechtbank op 26 februari 2021. Zij zijn met bericht van verhindering niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek daarop gesloten.

Overwegingen

Feiten
1. De gemachtigde van eiseres schrijft in zijn e-mail van 5 november 2019 die geadresseerd is aan het e-mailadres [naam e-mail adres] : ‘
(...) Twee maal trok ik aan de bel mbt gevaarzettende situaties op Tilburgse markten. (...) Ik heb telefonisch verzocht aan Gemeente handhavend op te treden vermits ik over een onbedekt liggende elektriciteitskabel gevallen ben (...). Mij werd toegezegd dat u zou handhaven. Natuurlijk is dat niet gebeurd. (...) Ik reken dat er vanafheden(...) wel gehandhaafd wordt. (...)
Op 3 februari 2020 schrijft de gemachtigde van eiseres aan het college: ‘
(...) Cliënte laat hierdoor weten dat zij zeer ontstemt is over de situaties die zij op markten in Tilburg aantreft; zij durft amper nog zich te vertonen op enige markt gezien de gevaren die er dreigen.
Cliënte maakt hier bezwaar tegen het gehengen en gedogen alsmede handhaven van gevaarzettende situaties op Tilburgse markten (...).
Nu wij vernomen hebben dat er eerder een klacht over ingediend is, verschijnt bezwaar hier mee dan op op zijn plaats. (...)

(...)

4. Wij maken bezwaar dat gemeente kennelijk de economische aspecten van het houden van markten kennelijk imperatief acht aan de gezondheid en welzijn van burgers.

(...)
Het college heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres geen aanvraag heeft ingediend en zij niet heeft verzocht om handhaving. Het college was daarom niet gehouden een besluit te nemen.
Geschil
2. In deze procedure gaat het om de vraag of het college het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat zij geen aanvraag van eiseres heeft ontvangen.
Standpunt eiseres
3. Eiseres voert aan dat het college ondanks het bestreden besluit de gevaarzettende situatie heeft laten voortduren en dat het college ten onrechte heeft nagelaten een hersteltermijn aan eiseres te verstrekken.
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling
5.1
Voordat de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep van eiseres toe kan komen, moet ambtshalve worden beoordeeld of dit beroep ontvankelijk is.
5.2
De beroepstermijn eindigde op 26 juni 2020. De rechtbank constateert dat het beroepschrift van eiseres, gelijktijdig met een ander beroepschrift van de gemachtigde van eiseres, op 25 juni 2020 door het team civiel recht is ontvangen. Hoewel het beroepschrift geen datumstempel bevat en niet (rechtstreeks) door het team bestuursrecht is ontvangen, is de rechtbank van oordeel dat het beroepschrift tijdig is ingediend en dat eiseres in haar beroep kan worden ontvangen.
5.3
Vervolgens moet de vraag beantwoord worden of eiseres een aanvraag heeft gedaan. Het standpunt van het college in het bestreden besluit is dat dit niet het geval is.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat door haar een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is gedaan. Eiseres heeft namelijk geen kopie van een door of namens haar verzonden aanvraag overgelegd.
5.5
Eiseres heeft weliswaar een e-mail van 5 november 2019 van haar gemachtigde aan het college overgelegd, maar die e-mail is verzonden vanaf het e-mail adres van de gemachtigde en ondertekend door de gemachtigde. Verder schrijft de gemachtigde dat hij er op rekent dat gehandhaafd wordt. De naam van eiseres wordt niet genoemd. Voor zover deze e-mail een aanvraag is in de zin van het hiervoor genoemde artikel, geldt dan ook dat daaruit niet blijkt dat de gemachtigde van eiseres die e-mail namens eiseres heeft verzonden. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat bovendien niet gebleken dat het college die e-mail heeft ontvangen danwel dat een verzoek om handhaving per e-mail aan het e-mailadres
[naam e-mail adres]kan worden gedaan.
5.6
Eiseres voert tot slot aan dat het college haar ten onrechte geen hersteltermijn heeft geboden. Eiseres heeft echter niet gesteld welk gebrek door haar hersteld had kunnen worden en of artikel 6:5 van de Awb daar ook de mogelijkheid toe biedt. Artikel 6:5 van de Awb biedt in elk geval geen grond voor herstel van de naam van degene die om handhaving zoekt. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
5.7
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het college het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiseres is ongegrond.
5.8
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.J.M. Stoof, rechter, in aanwezigheid van B.C. van Sprundel, griffier op 14 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Wettelijk kader

In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is bepaald dat onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
In het derde lid is bepaald dat onder een aanvraag wordt verstaan een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen.
Artikel 6:5 van de Awb luidt:
1. Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht;
e gronden van het bezwaar of beroep.
2. Bij het beroepschrift wordt zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft overgelegd.
3. Indien het bezwaar- of beroepschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het bezwaar of beroep noodzakelijk is, dient de indiener zorg te dragen voor een vertaling.
Artikel 6:6 van de Awb bepaalt dat, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.