ECLI:NL:RBZWB:2021:1820

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8954
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake ongeldig verklaard rijbewijs

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) van 31 augustus 2020, waarin zijn rijbewijs ongeldig werd verklaard. Op 12 januari 2021 heeft het CBR echter het bestreden besluit ingetrokken. Hierop heeft de gemachtigde van verzoeker het beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het CBR in de proceskosten. Het CBR heeft op 15 maart 2021 gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om het verzoek zonder zitting te behandelen. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank concludeert dat het CBR door het intrekken van het bestreden besluit aan verzoeker is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om het CBR te veroordelen in de proceskosten.

Daarnaast merkt de rechtbank op dat het CBR op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 178,- aan verzoeker dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig is. De rechtbank stelt de proceskosten, die zijn gemaakt voor rechtsbijstand, vast op € 534,-. De beslissing van de rechtbank is op 9 april 2021 openbaar gemaakt en kan binnen zes weken na verzending worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8954 WVW
uitspraak van 9 april 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. Akbaba,
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 31 augustus 2020 (bestreden besluit) van het CBR inzake het ongeldig verklaren van zijn rijbewijs.
Bij besluit van 12 januari 2021 heeft het CBR het bestreden besluit ingetrokken.
Vervolgens heeft de gemachtigde van verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het CBR te veroordelen in de proceskosten. Het CBR heeft op 15 maart 2021 gereageerd.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 12 januari 2021 dat het CBR door het intrekken van het bestreden besluit aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het CBR te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het CBR op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 178,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het CBR in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 534,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier, op 9 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.