ECLI:NL:RBZWB:2021:1816
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen niet tijdig nemen besluit Wob-verzoek
In deze zaak heeft de verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D. Pool, een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal op haar Wob-verzoek van 5 juni 2020. De gemachtigde heeft op 10 september 2020 een brief ingediend bij de rechtbank, waarin het beroep werd ingesteld. Het college heeft op 2 november 2020 gecommuniceerd dat er op 18 juni 2020 een besluit was genomen, maar dat dit besluit om onverklaarbare redenen niet was verzonden. Na deze mededeling heeft de verzoekster haar beroep ingetrokken, met het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, op grond van artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank concludeert dat het college aan verzoekster is tegemoetgekomen door het besluit alsnog te verzenden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 354,- aan verzoekster dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig is. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 267,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en heeft het college veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig op 9 april 2021 en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.