ECLI:NL:RBZWB:2021:1815

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
ABW- 20_8716
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake wijziging uitkering Participatiewet

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, met betrekking tot de wijziging van zijn uitkering voor de noodzakelijke kosten van levensonderhoud ingevolge de Participatiewet (PW). Verzoeker heeft op 24 augustus 2020 het college medegedeeld dat het in gebreke is gebleven vanwege het uitblijven van een beslissing op bezwaar. Op 18 november 2020 heeft het college alsnog een beslissing op bezwaar genomen. Na deze beslissing heeft de gemachtigde van verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten.

Het college heeft op 4 februari 2021 aangegeven zich te kunnen vinden in een proceskostenvergoeding van een half punt, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift.

De rechtbank concludeert dat het college gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen door alsnog op het bezwaarschrift te beslissen. De rechtbank stelt de proceskosten op € 267,- vast, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en merkt de zaak aan als licht, gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het college op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is. De rechtbank heeft de beslissing op 9 april 2021 genomen en openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8716 PW
uitspraak van 9 april 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,

gemachtigde: mr. T. van Riel,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door het college inzake de wijziging van zijn uitkering voor de noodzakelijke kosten van zijn levensonderhoud ingevolge de Participatiewet (PW).
Bij brief van 24 augustus 2020 heeft verzoeker het college medegedeeld dat het in gebreke is gebleven vanwege het uitblijven van een beslissing op bezwaar.
Bij besluit van 18 november 2020 heeft het college alsnog een beslissing op bezwaar genomen.
Vervolgens heeft de gemachtigde van verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft bij brief van 4 februari 2021 aangegeven zich te kunnen vinden in een proceskostenvergoeding van een half punt, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 18 november 2020 dat het college in ieder geval gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen door naar aanleiding van het beroep alsnog op het bezwaarschrift te beslissen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het college te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht, gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 267,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 534,‑ en wegingsfactor 0,5).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het college op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het college in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 267,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier, op 9 april 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.