ECLI:NL:RBZWB:2021:1815
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake wijziging uitkering Participatiewet
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, met betrekking tot de wijziging van zijn uitkering voor de noodzakelijke kosten van levensonderhoud ingevolge de Participatiewet (PW). Verzoeker heeft op 24 augustus 2020 het college medegedeeld dat het in gebreke is gebleven vanwege het uitblijven van een beslissing op bezwaar. Op 18 november 2020 heeft het college alsnog een beslissing op bezwaar genomen. Na deze beslissing heeft de gemachtigde van verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft op 4 februari 2021 aangegeven zich te kunnen vinden in een proceskostenvergoeding van een half punt, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift.
De rechtbank concludeert dat het college gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen door alsnog op het bezwaarschrift te beslissen. De rechtbank stelt de proceskosten op € 267,- vast, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en merkt de zaak aan als licht, gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het college op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is. De rechtbank heeft de beslissing op 9 april 2021 genomen en openbaar gemaakt.